Datum; donderdag 25 januari 2024 20:00 uur

Plaats: De Wingerd, Populierenlaan 90a Krimpen aan den IJssel

Op 25 januari 2024 komt Jan Prij naar de Wingerd, waar hij zal spreken over thema: “Filosofie als kijken met het oog van de liefde”.

Wijsbegeerte leert om anders naar de werkelijkheid te kijken, om liefde te leren. Het is hoog tijd om ons opnieuw in deze discipline te scholen. Jan Prij zal met voorbeelden uit de filosofie aangeven hoezeer liefde en wijsbegeerte met elkaar verweven zijn ondanks de schijn van het tegendeel.  Enkele denkers die daarbij kort en krachtig de revue zullen passeren zijn Plato, en Iris Murdoch, Emanuel Levinas en Hannah Arendt, maar ook tegendraadse figuren als Paulus en Augustinus en Nietzsche, die nu niet bepaald als echte liefhebbers bekend staan.

Voorkennis in de filosofie is niet vereist, enkel een gezonde dosis nieuwsgierigheid naar het thema. Prij is bezig met een boek over dit thema dat hij in 2024 hoopt af te ronden. 

Liefde en filosofie: prachtige onderwerpen om bij op te warmen op een koude januari avond!

Er zal ruime gelegenheid zijn om met de spreker van gedachten te wisselen.

Thema:
 

Bezielende wijsheid gepresenteerd

Publicaties, 12 april 2023, door Jan Prij

Op 24 maart werd het boek Bezielende Wijsheid door Joke van Saane aangeboden aan Pieter Heerma. Tijdens de bijeenkomst waar tal van auteurs en bestuurders aanwezig waren werden ook een tweetal bijdragen toegelicht en voorgedragen. Zo sprak Jaap Smit over ‘vasthoudendheid’, en predikante Petra van der Burg over de deugd van de hoop. Ook gaf Peter Gorter van uitgerij KokBoekencentrum zijn leeservaring mee. 

Bestellen?
via de plaatselijke boekhandel of https://www.bol.com/nl/nl/f/bezielende-wijsheid/9300000110316040/

of ga voor meer informatie over de presentatie naar https://www.cda.nl/wetenschappelijk-instituut/actueel/nieuws/boekpresentatie-bezielende-wijsheid

Thema:
 

Onze economie zit op een dood spoor

Publicaties, 15 juni 2021, door Jan Prij

Nu de coronacrisis bijna achter de rug lijkt, is het de vraag hoe het nu economisch verder moet. Bedrijven zijn in de crisis royaal en vrijwel zonder voorwaarden gesteund met overheidsgeld omdat zij voor banen, inkomen en voor economische groei zorgen. Die groei meten we als een toename van het Bruto Binnenlands Product. Maar hoe ‘normaal’ is die maat om onze economische voorspoed te meten eigenlijk?

Door Jan Prij
De auteur is filosoof, econoom, lekenpreker en publicist. Ook is hij redactiesecretaris van het politiek-wetenschappelijk kwartaalblad Christen Democratische Verkenningen

In de naoorlogse economieën van de twintigste eeuw wordt de economische welvaart gemeten aan de hand van het Bruto Nationaal Product (BNP). Deze maat is goed beschouwd nogal eenzijdig van aard. ‘Het is toch absurd: een man die met zijn huishoudster trouwt, brengt schade toe aan de nationale economie’, klaagde de Britse econoom W.C. Mitchell al in 1921, toen de eerste serieuze pogingen om economische activiteit te boekstaven plaatsvonden. Immers, betaald werk telt wel mee in het BNP, maar het verdwijnt uit de nationale statistieken als het niet wordt betaald.
Maar dat is niet het enige bezwaar. Ook de schade die door markttransacties wordt aangericht, blijft veelal buiten beeld. Wie bijvoorbeeld bommen produceert om aan de marktvraag te voldoen of geld verdient aan drugshandel laat de economie bloeien. Wie rijk wordt met speculeren en handel in ondeugdelijke financiële producten geeft de economie een boost. Het maakt eenvoudigweg niet uit of de onderliggende productie- en consumptiepatronen goed of slecht zijn voor de gemeenschap, zolang er maar geld in het laatje komt. Dit betekent dat roofbouw plegen op mens en natuur op de korte termijn in economische termen een nogal profijtelijke business is.
Geen wonder dat de economie bekend staat als een dismal science, een nogal cynische wetenschap waarin men naar de woorden van Oscar Wilde ‘van alles de prijs weet maar van niets de waarde.’
Misschien is het tijd ons te realiseren dat we in de Westerse wereld op een dood spoor zitten met economische groei als welvaartsmaat. Veel groei verdampt als sneeuw voor de zon als we ons realiseren dat we met die groei roofbouw plegen op onze eigen planeet. Het is spookgroei, fantoomgroei. Economische groei zegt al met al bijzonder weinig over de kwaliteit van ons bestaan, over ons welzijn.

Fantoomgroei
De term fantoomgroei komt uit het gelijknamige boek van Sander Heijne en Hendrik Noten. Zij maken in het spoor van de Franse econoom Thomas Piketty vooral furore met een andere eenzijdigheid van economische groei als eendimensionale maat. Er wordt namelijk geen rekening gehouden met de steeds schevere verdeling van die groei. Aanleiding voor hun boek Fantoomgroei was het verbazingwekkende gegeven dat het merendeel van de Nederlanders helemaal niets van de baten van economische groei heeft gemerkt.
Zo becijferden economen van de Rabobank dat de Nederlandse economie de afgelopen veertig jaar met tientallen procenten is gegroeid, maar dat de reële gezinsinkomens in dezelfde periode nauwelijks zijn gestegen. In dezelfde periode zagen topbestuurders en aandeelhouders hun bonussen en dividenden exploderen. Zij profiteerden wel van de economische groei.
Er is wat mij betreft een nog fundamenteler verhaal te vertellen over economische groei. Hoe komt het eigenlijk dat we economische groei op deze manier zijn gaan meten? Dat staat opgetekend in hoofdstuk 4 van Fantoomgroei.

In de naoorlogse economieën van de twintigste eeuw wordt de economische welvaart gemeten aan de hand van het Bruto Nationaal Product (BNP). Deze maat is goed beschouwd nogal eenzijdig van aard. ‘Het is toch absurd: een man die met zijn huishoudster trouwt, brengt schade toe aan de nationale economie’, klaagde de Britse econoom W.C. Mitchell al in 1921, toen de eerste serieuze pogingen om economische activiteit te boekstaven plaatsvonden. Immers, betaald werk telt wel mee in het BNP, maar het verdwijnt uit de nationale statistieken als het niet wordt betaald.
Maar dat is niet het enige bezwaar. Ook de schade die door markttransacties wordt aangericht, blijft veelal buiten beeld. Wie bijvoorbeeld bommen produceert om aan de marktvraag te voldoen of geld verdient aan drugshandel laat de economie bloeien. Wie rijk wordt met speculeren en handel in ondeugdelijke financiële producten geeft de economie een boost. Het maakt eenvoudigweg niet uit of de onderliggende productie- en consumptiepatronen goed of slecht zijn voor de gemeenschap, zolang er maar geld in het laatje komt. Dit betekent dat roofbouw plegen op mens en natuur op de korte termijn in economische termen een nogal profijtelijke business is.
Geen wonder dat de economie bekend staat als een dismal science, een nogal cynische wetenschap waarin men naar de woorden van Oscar Wilde ‘van alles de prijs weet maar van niets de waarde.’
Misschien is het tijd ons te realiseren dat we in de Westerse wereld op een dood spoor zitten met economische groei als welvaartsmaat. Veel groei verdampt als sneeuw voor de zon als we ons realiseren dat we met die groei roofbouw plegen op onze eigen planeet. Het is spookgroei, fantoomgroei. Economische groei zegt al met al bijzonder weinig over de kwaliteit van ons bestaan, over ons welzijn.


Oorlogsmethode
Wat blijkt? Onze huidige maat voor economisch activiteit en voorspoed is een recente en min of meer toevallige oorlogsuitvinding. ‘Warfare is the mother of invention. GDP is one of the many inventions of World War II’, schrijft de Britse econoom en publicist Diane Coyle. Zij is een van de auteurs aan wie Heijne en Noten het verhaal over de geboorte van economische groei ontlenen.
Toegegeven: er waren al eerder pogingen gedaan om de economische activiteiten per land te boek te stellen. Met name sinds de crisis van de jaren dertig doen diverse landen (Nederland, Duitsland, de Sovjet Unie, Engeland en de VS) al onderzoek naar een geschikte meetmethode. Zij zoeken daarmee een goed conceptueel kader om economische activiteit te kunnen monitoren en daarmee ook te kunnen sturen. In Amerika was Simon Kuznets al een eind op weg. Dat deed hij in opdracht van de toenmalige Amerikaanse president Franklin Delano Roosevelt, die graag het succes van zijn beleid wilde kunnen meten.
Roosevelt, afkomstig uit een Zeeuwse migrantenfamilie en eigenwijze zoon van een steenrijke mijnbouw- en spoorwegtycoon, vond dat het tijd was voor verandering. ‘Nooit meer zo’n economische crisis als die van de jaren dertig’, moet hij gedacht hebben. De vrijheid van ondernemen is niet bedoeld als vrijbrief voor grote ondernemingen om hun macht te misbruiken. Iedere burger moet kunnen profiteren van de rijkdom die het land voorbrengt en over de macht en middelen beschikken om een eigen onderneming te starten. Ieder burger moet vrij zijn om op eigen wijze mee te kunnen bouwen aan de samenleving waarvan hij zelf onderdeel is.
Anderhalf jaar voor de verassingsaanval op Pearl Harbour formuleerde Roosevelt zijn Four Freedoms: de vrijwaring van gebrek en van vrees, de vrijheid van spreken en meningsuiting, en de vrijheid van geloof. Hij pleitte voor een samenleving waarin iedere burger kan profiteren van de rijkdom die het land voortbrengt. ‘Burgers kunnen pas werkelijk vrij zijn als een baantje genoeg oplevert om dagelijks de maag te kunnen vullen. Als er voldoende betaalbare woningen beschikbaar zijn. Als hun kinderen naar school kunnen gaan. Als ze toegang hebben tot betaalbare en hoogwaardige zorg. Als ze niet hoeven te vrezen voor misdaad, de uitbraak van infectieziekten, een dictatoriale overheid of een lege beurs,’ tekenen Heijne en Noten op.
In een reactie op de wens van de president om het succes van zijn beleid te meten, werkt Kuznetz aan het meest verfijnde en complexe accountancysysteem ooit: de Nationale Rekeningen. Hij zou er in 1971 de Nobelprijs voor de economie voor ontvangen. Met de beoordeling van de kwaliteit van het beleid ambieert Kuznets om uitsluitend die uitgaven te tellen die het leven van mensen daadwerkelijk verbeteren. Hij schreef: ‘Het zou van grote waarde zijn wanneer schattingen van het nationaal inkomen, die elementen zouden weglaten die vanuit een meer sociaal verlicht standpunt dan dat van de hebzuchtige samenleving, eerder kwaad doen dan goed.’
Maar de Tweede Wereldoorlog gaf aan deze ontwikkelingen een beslissende en onverwachte draai. Van het testen van zijn methode is het nooit meer gekomen. De Vier Vrijheden waren even niet belangrijk meer. De president en zijn generaals hadden nu vooral dringend behoefte aan betrouwbare informatie, die hen kon helpen de oorlog te winnen: ‘Hoeveel wapens kunnen we produceren, hoeveel tanks, schepen, vliegtuigen? Hoeveel mannen kunnen ze missen in de fabrieken? En natuurlijk, hoeveel voedsel en grondstoffen kunnen ze vrijmaken voor de strijdkrachten?’
Kuznets statistische model biedt uitkomst. De meetmethode verandert van vorm om het nieuwe politieke doel – het winnen van de oorlog – dichterbij te brengen. Discussies over zachte politieke waarden als welzijn worden niet meer gevoerd. Vanaf nu telt alleen hoe snel en hoeveel onze economie kan produceren. Heijne en Noten schrijven: ‘…de geallieerden winnen de oorlog en het BNP deint mee op de overwinning. In 1944 spreken geallieerden af (als onderdeel van de Marshallhulp) om het BNP (in de jaren negentig vervangen door het BBP) te gebruiken als internationale standaard om de prestaties van economieën te meten.’ En zo is het gebleven.

Welvaartsstaat
Zo bezien is de sturing van de economie op basis van de groei in het BBP niets minder dan de voortzetting van oorlog met andere middelen. De intrigerende vraag is waarom we ons economisch welbevinden nog steeds meten volgens de oorlogsmethode. Sterker nog, met de uitbouw van de welvaartsstaat is dat alleen maar toegenomen. Economische groei vormt de basis voor vooruitgang en voor de betaling voor allerlei overheidsvoorzieningen, zo is de gedachte.
Toch is deze leidraad niet zonder risico. De econoom Hazel Henderson vergelijkt de beleidsvoering in onze complexe economieën op basis van het BBP treffend (en angstaanjagend) met de besturing van een Boeing 747, met maar een wijzertje op het instrumentenpaneel. Zo bezien lijkt het BBP vooral een maat die de snelheid meet waarmee we de afgrond naderen en onze eigen aarde compleet hebben opgegeten. Voor duurzaam economisch welbevinden lijkt meer economische groei eerder slechter dan beter te zijn. De dringende vraag daarom is: moet en kan het niet anders?

Inkomenssteun
Ik moest aan deze discussie over het BBP denken bij de problemen rond de ongeclausuleerde inkomenssteun aan bedrijven in de coronacrisis. Ook bedrijven die veel hebben verdiend aan de coronacrisis hebben overheidssteun ontvangen en sommige bedrijven hebben dit geld zelfs gebruikt om hun buitenlandse topmannen flink te belonen. Onder druk van de maatschappelijke verontwaardiging hierover heeft Booking.com inmiddels besloten de steun terug te betalen.
De ratio achter de steun is begrijpelijk. Bedrijven zijn immers de aanjagers van economische groei, zij zorgen voor banen en inkomens. Maar wat als consumenten niet of nauwelijks profiteren van economische groei? Wat als die banengroei vooral bullshit-banen betreft, met weinig toegevoegde waarde? Wat als meer economische groei vooral meer vervuiling betekent?
We zijn inmiddels in een situatie beland waar bedrijven als Shell verantwoordelijk zijn voor 11% van de CO2-emissies wereldwijd, veel meer dan Nederland in zijn totaal. Terwijl het bedrijf nauwelijks belasting betaalt en dus zelf nauwelijks bijdraagt aan de goede overheidsvoorzieningen waarvan het profiteert.
De redenering in de oorlog was: eerst vechten voor de vrijheid en daarna pas weer nadenken over de indicatoren die helpen om te bouwen aan een sociale en duurzame samenleving. De redenering tijdens de coronacrisis was: eerst zorgen dat mensen hun baan niet verliezen zonder al te zeer te hoeven nadenken over de vraag in hoeverre een fundamentele herstructurering van de economie nodig is. Zo kreeg KLM direct onvoorwaardelijke steun van de overheid toegezegd en kwam pas later een moeizaam gesprek over de voorwaarden op gang.
Ondertussen zitten we nog steeds met een fundamentele weeffout in de manier waarop we ons economisch ‘succes’ denken te kunnen meten, dus zonder rekening te houden met duurzame en sociale effecten. In het gangbare verhaal zijn bedrijven de kurk waarop de economie drijft. Zij zorgen voor het economisch draagvlak waarmee al onze goede publieke voorzieningen kunnen worden betaald.
Maar misschien is het eerder omgekeerd, en is het verhaal van het economische draagvlak een mythe. Bedrijven zijn in het omgekeerde verhaal de profiteurs van overheidsvoorzieningen, van goedkope arbeidskrachten en van ongekend goedkope brandstof uit de eindige energievoorraden van de planeet. Een eerste noodzakelijke stap naar eerlijker verhoudingen is het beprijzen van deze schaarste.

Om aan de verslaving van winst en consumptiegroei af te komen, zijn alternatieve maatstaven nodig voor economisch succes, zoals de Human Development Index, en de Substainable Development Goals (SDG) van de Verenigde Naties. Die zijn ontwikkeld in lijn met de Vier Vrijheden van Roosevelt en bedoeld om tot een eerlijke duurzame economie te komen, waarin mensen vrij zijn van armoede en vrees.
Het opnieuw in ere van herstellen van kwalitatieve maatstaven om economische voorspoed te bepalen, kan helpen om de economie van het dode spoor af te krijgen en haar nieuw leven in te blazen. Dat zou kunnen helpen om geen race-to-the-bottom te stimuleren maar een race-to-the-top. Dat zou niet de globalisering van onverschilligheid bevorderen maar de verspreiding van kwaliteit en de vermindering van armoede wereldwijd, het eerste doel van SDG.
Met betere en duurzamere maatstaven voor economisch succes zouden we niet meer massaal inzetten op massaproductie van waardeloze spullen en onszelf daarmee tot vuilnismannen degraderen. De economie wordt dan teruggebracht naar wat ze feitelijk is: een goede huishouding, dienst aan het goede leven. Ondernemen is niet de vrijheid om te profiteren van en te pararisteren op andermans inspanningen. Het is creatief waarde toevoegen, teruggeven en doorgeven aan de samenleving, omdat het bedrijf zelf veel aan de samenleving te danken heeft.

Dit stuk is eerder verschenen in het Friesch Dagblad juni 2021

Thema:
 

We mogen best streven naar geluk, als we dat streven maar met een flinke korrel zout nemen en weten te relativeren omdat ongeluk en lijden nu eenmaal bij het leven horen. Zulke ontnuchterende geluiden van hedendaagse zieleknijpers en van ‘nieuwe’en ‘oude’ filosofen leren ons te lachen om onszelf en onze eigen dadendrang. Vooral de duistere kijk van Arthur Schopenhauer kan ons daarbij inspireren in aanloop naar de komende lijdenstijd

Door Jan Prij
De auteur is filosoof, econoom, lekenpreker en publicist. Ook is hij redactiesecretaris van het politiek-wetenschappelijk kwartaalblad Christen Democratische Verkenningen

‘Gij zult gelukkig zijn!’ Dat is volgens de Franse filosoof Pascal Bruckner het juk waaronder de hedendaagse mens gebukt gaat. Omdat iedereen wordt geacht om die bronnen om gelukkig te zijn uit zichzelf te putten, raken mensen uitgeput, zo signaleert de Duits- Koreaanse filosoof Byung Chul Han, en belanden we in een dodelijk vermoeide samenleving. In de zucht om ‘alles uit het leven te halen wat erin zit’ raken we tragischerwijs verwikkeld in een ratrace die ongelukkig maakt.

Hedendaagse zielzorgers met oog voor ongeluk
In dit licht is het begrijpelijk dat er als heilzaam tegenwicht boeken verschijnen die juist ‘de kunst van het ongelukkig zijn’ tot onderwerp hebben zoals recent het gelijknamige boek van de Vlaamse psychiater Drik de Wachter. Hij maakt samen met zijn collega’s en geestverwanten Paul Verhaeghe en Damiaan Denys niet voor niets furore in de lage landen als een van de nieuwe hedendaagse zielzorgers. Zij laten alle drie op eigen wijze goed zien hoezeer de huidige ‘keep- smiling’ samenleving waarin leed, pech en lijden maar de marges van het leven worden verdrongen zichzelf in de staart bijt en juist ellende veroorzaakt.
Het is heilzaam om leed en lijden te omarmen als iets wat onvermijdelijk bij het leven hoort en niet als iets dat er eigenlijk niet hoort te zijn, en als gegeven waar we met alle macht tegen ten strijde moet trekken, zoals tegenwoordig allerwege gebruikelijk is geworden in de hedendaagse ‘pech moet weg cultuur’.

Nog een beetje meer tegengif:Arthur Schopenhauer
Ik houd van dergelijke realistische denkers. Sterker nog, het mag van mij best nog wel een beetje pessimistischer. Niets is zo vermoeiend en deprimerend als de optimistische doener. De optimist wordt gedreven door een activistisch geloof in de vooruitgang, ziet het positieve in alles en enkel kansen en mogelijkheden voor verdere ontplooiing. Omdat alles beter kan is er vreemd genoeg ook voortdurend sprake van onbehagen met de huidige stand van zaken. We hebben hier mogelijkerwijs te maken met een vrolijke omkering: niets is zo zwaar als het leven van de optimist die in alles een geweldige kans voor verbetering ziet. Niets zo goed voor lichtvoetig leven als het gesomber van de pessimist die alles in de grond van de zaak maar niets vindt. Om deze paradoxale beweringen te staven wil ik graag enige vrolijke zwaarmoedigheden voor de komende de lijdenstijd, belichten (Het is trouwens veelzeggend voor de hedendaagse toestand dat ook ‘de lijdenstijd’ als benaming helaas als te verdacht en te donker in onbruik is geraakt, ten gunste van het neutralere en vlakkere term veertig-dagen tijd). De vrolijke zwaarmoedigheden voor de komende lijdenstijd zijn met name geïnspireerd op de duistere kijk van Duitse filosoof Arthur Schopenhauer (1788-1860).

Het leven is lijden
Volgens Schopenhauer is al het bestaande uiteindelijk een manifestatie van blinde levensdrift, dadendrang zonder doel, richting en zin. Het individuele leven staat vooral in het teken van vergeefsheid en verval. De lust is kort, de last is lang en uiteindelijk wordt het leven ten diepste door gebrek en lijden getekend. We moeten deze uitspraak niet begrijpen in termen van goed of kwaad of zedenprekerij. Als morele uitspraak draait ze uit op een onzinnig verbod om te genieten. Wanneer we haar evenwel beschouwen als een uitspraak over de aard van de menselijke conditie, schuilt er veel waarheid in. Het inzicht dat leven ten diepste door gebrek en lijden getekend is, vormt een uitstekend voorbeeld van wat ik vrolijke zwaarmoedigheden noem. Het vrolijke van deze constatering is dat leven met beperkingen blijkbaar hoort en niet iets is wat met alle geweld bestreden moet worden. Dit geldt vooral voor onze eigen beperkingen waar we bij uitstek niet aan kunnen ontsnappen. Juist wanneer we onze eigen beperkingen kennen en aanvaarden, kunnen we het leven accepteren zoals het op onzinnige wijze op ons afkomt.
Want, aldus Schopenhauer in De kunst van het gelukkig zijn , ‘zoals de vis zich alleen in het water, de vogel zich alleen in de lucht en de mol zich alleen onder de aarde thuis voelt, zo voelt ieder mens zich slechts thuis in de hem passende atmosfeer’. Het gaat er volgens hem om de beperktheid van je eigen domein te kennen, omdat dat het ongeluk minder houvast geeft. Niets is zo onbarmhartig als het ontkennen van gebrek, ongeluk en pijn als grondtrek van het leven. Niets is zo deprimerend als de optimistische neiging te doen alsof er geen grenzen zijn en alsof alles mogelijk is. Het is veelzeggend dat volgens de (melancholieke) filosofe Hannah Arendt de uitspraak ‘alles is mogelijk’ het programma van alle totalitaire systemen samenvat. Niets is zo gevaarlijk als de als paradijselijk voorgestelde waan dat we via uitgebreide manipulatie van natuur, mens en samenleving de hemel op aarde kunnen vestigen.

De onzinnige jacht naar geluk
Het spreekt vanzelf dat Schopenhauer het moderne streven naar geluk voor onzinnig en illusoir houdt. ‘…Ons zweven voortdurend bedrieglijke beelden van een gedroomd, onbestemd geluk in grillig gekozen vormen voor ogen en we zoeken vergeefs naar hun oerbeeld…’ schrijft hij in De kunst om gelukkig te zijn. In feite gaan we volgens hem in allerlei vormen van fictief geluk op de loop voor de confrontatie met de woede, het verdriet en de angst in ons die aan het eigen toevallige bestaan vastkleeft. We denken dat het verwerven van goederen of het realiseren van plannen ons gelukkig zal maken. We schaven wanhopig aan ons karakter in de ijdele hoop beter in de smaak te vallen, gevangen in de treurige slavernij van het oordeel van anderen. We wachten op het geluk van de ware liefde alsof er iemand zou zijn die de leegte in onszelf zou kunnen vullen als perfect verlengstuk van het eigen ik. ‘…We zoeken veeleer voor de nooit van ons wijkende pijn een op zich staande oorzaak buiten ons, als ging het om een excuus, net zoals de vrije mens zich een afgod vormt om een heer te hebben…’ Schopenhauer raakt hier aan een filosofisch thema dat als ‘de last van de vrijheid’ bekend staat. Het behoort bij het moderne besef dat geen enkel houvast buiten ons bestaat op grond waarvan we onze eigen keuzes kunnen maken.

De grondeloosheid van het bestaan
De last van de vrijheid en daarbij behorende moderne besef van grondeloosheid van het bestaan is op geniaal wanhopige wijze verbeeld door Friedrich Nietzsche in zijn tekst over de ‘dood van God’. Bij Jean – Paul Sartre verschijnt de last van de vrijheid op de meest beklemmende wijze met het bijna ondraaglijke gewicht van de walging. Bij Nietzsche en Sartre komen de last van de vrijheid op dramatische en beklemmende wijze naar voren, maar uiteindelijk meenden zij dat ze door de heroïek van de daad en in een strijd voor ‘echte’ vrijheid was op te lossen. Naast de geschriften van Schopenhauer komt deze dadendrang lachwekkend over. Bij hem lost de last van de vrijheid zich op in afstandelijke beschouwingen waarin de absurditeit van het levenstheater wordt beschreven. Zoals in de grandioze opening van zijn tweede deel van De wereld als wil en voorstelling: waarin hij de aarde plaats in een oneindige ruimte van talloze bollen en schetst als een ‘van binnen heet met een gestolde koude korst bedekt’.., ‘waarop een schimmellaag levende en kennende wezens heeft voortgebracht’ . Vanuit zo’n perspectief kan over het gewichtigdoenerige leven in de ‘schimmellaag’ nauwelijks anders dan met ironie of grove scherts worden gesproken. Vanuit zo’n perspectief is het mogelijk ontspannen te leven en kunnen we ontsnappen aan de fatale dadendrang om onszelf en de wereld te verbeteren.

De kunst om gelukkig te zijn
Het is op zich al komisch dat iemand die het eigenlijk allemaal maar niets vindt, zich waagt aan het schrijven van de kunst van het geluk. De filosoof Rüdiger Safranski beschrijft deze pragmatische levenshouding aldus in zijn biografie Arthur Schopenhauer: de woelige jaren: ‘Laten we eens doen of het leven de moeite waard is, hoe zou men het dan moeten leiden om er het bereikbare optimum aan geluk uit te halen?’… Hij zet dus ‘aan tot een houding van het ‘alsof ’; tegenwoordig betekent dat: “Je hebt geen kans, maar gebruik haar!”…’ Volgens Schopenhauer speelt de komedie van het zoeken naar geluk zich af in drie dimensies: het eigen zijn, het hebben en het gelden. Wanneer we het geluk van ‘het gelden’ verwachten, de weerspiegeling van mijn bestaan in de ogen van anderen, bouwen we op drijfzand. Het ‘hebben’ verschaft ons comfort en bescherming maar wanneer we het geluk daarvan verwachten zal ‘het hebben’ ons bezitten. Het hoogst haalbare geluk bestaat in een afstand houden tot het leven, in een terugtocht waarin we onszelf terugvinden en ontdekken wie we eigenlijk zijn. Wanneer we zo doen alsof het leven zin heeft, kunnen we in de aandacht waarmee we zaken aanpakken die bij onszelf passen, het lijden op aanvaardbare wijze opschorten. Wanneer we bovendien onze verlangens matigen dienen we onze geestelijke en lichamelijke gezondheid, de best mogelijke gesteldheid om in deze absurde wereld toch met een zekere opgewektheid door het leven te gaan. Schopenhauers nietigheidsverklaring van het leven levert vrolijke levensfilosofie op, in de ware geest van de lijdenstijd.

Is dit nu alles?
In mijn optiek is een flinke dosis Schopenhauer op zijn tijd nuttig tegengif voor de overspannen samenleving. Het afstand van nemen van deze ‘tekenen des tijds’ past goed bij het verblijf in de woestijn en in de lijdenstijd. Maar zo zou een logische tegenwerping kunnen luiden: zo’n houding van onthechting en voortdurende relativering is dat nu werkelijk vol te houden? Misschien is ook hier sprake van een nogal paradoxale situatie. Schopenhauer die in de grond van de zaak het leven lijden vindt, neemt het lijden niet serieus genoeg door het zoveel mogelijk op afstand te willen houden Ook hier zijn zaligmakender omkeringen mogelijk. Maar dan meer in de geest van de moderne Tsjechische priester, zielzorger en filosoof Tomáš Halík in zijn boek ‘Raak de wonden aan.’ Hij stelt: Alleen als we niet onverschillig blijven voor de wonden van anderen en van onszelf kunnen we bevrijd worden en meer mens worden. Alleen in aanraking met de gebrokenheid van het bestaan kunnen we iets van goddelijke heelheid ervaren. Alleen als we het lijden omarmen als iets wat echt bij het leven hoort, kunnen we lijden verlichten en is er nieuw leven mogelijk.

Dit artikel is eerder verschenen in februari 2021 in het Friesch Dagblad

Thema:
 

Trump is opgestapt. Joe Biden wil zo snel mogelijk de erfenis van Trump ongedaan maken door een aantal van zijn besluiten terug te draaien. Maar dat is makkelijk gezegd dan gedaan.
Trump erfenis is namelijk hardnekkig. Sterker, er zijn redenen aan te nemen dat de opkomst van Trump eerder een manifestatie van de tijdgeest is, dan een duidelijke breuk ermee. Het lijkt erop dat deze geestesgesteldheid diep is doordrongen in de samenleving, niet alleen in de Amerikaanse, maar ook in de Europese.

Wat is die geestesgesteldheid? Het politieke programma van Trump is uitstekend vervat in de slogan ‘America first’. Deze leus is door Arjen Lubach briljant op de hak genomen, maar moet in zijn reële werkingskracht bloedserieus worden genomen.

Winnen
Feitelijk zijn we allang besmet geraakt in met wat ik in God en Geld het Trumpvirus noemde. De algemeen-geaccepteerde en destructieve ideologie is namelijk dat de politiek, economie en religie een strijd is, waarbij het behalen van de eerste positie cruciaal is. Het gaat om winnen, om het eigen belang op de eerste plaats zetten, of dit nu het eigen geloof is, de eigen portemonnee of de eigen politieke overtuigingen. De eigen stem moet zo hard en zo vaak mogelijk worden gehoord.
Niets voor niets is Twitter heden ten dage een belangrijk communicatiekanaal, onder meer vanwege het eenrichtingsverkeer ervan. Het gaat vooral om het ‘zenden’ van je eigen boodschap naar zo veel mogelijk volgers.

Omkering
Economie wordt geacht een nogal naargeestige wetenschap te zijn, waarin het zo goed mogelijk opkomen voor het eigen belang als een deugd wordt onderwezen. Toch is juist het je kunnen verplaatsen in andermans belang de kern van het ondernemerschap.
Inlevingsvermogen in wat onze broeder (en zuster) aan lief en leed overkomen kan, het vermogen tot empathie, is volgens Adam Smith, de aartsvader van de economie zelfs de kern van alle sociale verkeer. Hij opent er zijn boek de The theory of moral sentiments en legt daarmee ook de basis voor zijn economische theorie, nader uitgewerkt in zijn The Wealth of Nations.
Alleen wanneer we andermans belang goed kunnen inschatten, is goede dienstverlening mogelijk. Volgens Smith moet ik in het handelsverkeer niet alleen maar gericht zijn op mijn eigen belang, zoals het beeld van de calculerende homo economicus suggereert. Het ligt precies omgekeerd. In het echte leven krijg je niets gedaan als je je niet verplaatst in de situatie van de ander, in het eigenbelang van de ander, zoals ik uit een exegese van deze tekst door politiek filosoof Govert Buijs leerde.

Indammen
Eenzelfde soort omkering is politiek en religieus gesproken aan de orde. Politiek wordt geacht te gaan over het verzamelen van zo veel mogelijk stemmen om daarmee zo veel mogelijk zaken gedaan te krijgen. Maar in de kern gaat het in de politiek nu juist om het indammen van machtsaanspraken en het tegengaan van het doorzetten van de wil van de meerderheid, van de ‘winnaars’ ten koste van de ‘verliezers’.
Zelfs bij een van de meest verstokte machtsdenkers zoals de filosoof Thomas Hobbes is de politiek gebaseerd op een serie afspraken (een verbond tussen volk en heerser) om het geweld te temmen. Uiteindelijk is niet het recht van de sterkste maar de sterkte van het recht constituerend voor de maatschappelijke orde. De politiek draait kortom om de kracht van onderlinge afspraken.

Religie
Bij religie staat altijd al het gehoor geven aan andermans stem centraal. De Bijbel staat vol met roepingsgeschiedenissen van mensen die zich laten storen door een appel dat van de andere kant komt.
Geloofsgetuigen laten zich uit hun eigen bubbel losbreken, al zijn er natuurlijk tal van getuigen die laten zien dat het nog best wel lastig is om andermans broeder te zijn. Zelfzucht en machtsaanspraken worden voortdurend bekritiseerd, alsook de poging God voor je eigen karretje te spannen.
Veel religieuze praktijken draaien in de kern om compassie, zoals onder anderen Karen Armstrong betoogt. Religie komt niet voor niets van religare, wat ‘verbinden’ betekent.

Gehoor geven aan andermans stem en verantwoordelijkheid dragen, is de kern die economie, politiek met elkaar verbindt. Het is de kunst om deze stem te vertolken en te vertalen. Deze kunst van het vertolken en vertalen van andermans stem wordt in de Bijbeluitleg en filosofie ook wel hermeneutiek genoemd, vernoemd naar de lotgevallen van de god Hermes die onder andere boodschapper is van de goden, van de handelaren (en de dieven!), en vredesstichter.
De kern van deze hermeneutische onderneming is dat ‘de ander wel eens gelijk zou kunnen hebben’, zoals Arie Zwiep betoogt in Tussen tekst en lezer, zijn standaardwerk over Bijbelse hermeneutiek. Het ‘ik’ is dus niet de maat van alle dingen.
Alleen door in te gaan op het appel van de ander, door verantwoordelijk te zijn, kunnen we als mens tot bloei komen. Kunnen we het leven vieren als een geschenk dat ons zomaar is toegevallen. Verbinden, vormen en vieren zijn van dit verantwoord vertaalwerk de kernwoorden.

Fundamentele aantasting
Het onvermogen je te laten storen door het appel van de andere kant, maakt economie, politiek en religie letterlijk onverantwoordelijk. De hermeneutiek keert zich dan tegen zichzelf: de vitaliteit en veerkracht van de economie, van het politieke bestel en van religieuze praktijken worden dan ernstig aangetast.
Alleen geloof hechten aan het eigen geluid, de neiging tot opblazen van het eigen ik, is niets minder dan verraad aan de kern van economie, politiek en religie.. Helaas zit dat altijd als mogelijkheid in de religieuze, economische en politieke hermeneutische praktijk ingebakken. Andermans boodschap kun je namelijk nooit helemaal recht doen, en wie valt niet voor de verleiding deze vreemde boodschappen vooral in eigen voordeel uit te leggen?
Maar dat ontslaat ons niet van de verantwoordelijkheid dat toch zo goed mogelijk te proberen. Om tot een oprechte inschatting van andermans belang te komen, omdat alleen zo een duurzame samenleving mogelijk is. Als alleen de leugen (of fake-news) regeert, is er simpelweg geen gemeenschappelijke wereld meer.

Resonantie
Als alleen de eigen stem wordt geloofd, ligt fundamentele vervreemding op de loer, dan komt alles wat niet mijn eigen maaksel is, mij vreemd en doods voor. Dan is de werkelijkheid absurd en verschijnt ze vooral als een te bevechten en te overwinnen hindernis.
De Duitse socioloog Hartmut Rosa noemt het vermogen om in te kunnen gaan op de roep, het appel van de ander of het andere ‘resonantie’. Het is het vermogen te kunnen luisteren naar en adequaat te antwoorden op de ander, of op de andere werkelijkheid die buiten ons ligt en die niet door ons gemaakt is.
Dat vermogen is zwaar onder druk komen staan door de hedendaagse nadruk op beheersbaarheid, op controle van al het vreemde dat aan onze greep ontsnapt. Als dat de bestuurlijke houding wordt, dan verschijnt de wereld ons ‘als agressief, als iets dat moet worden beheerst, gecontroleerd en gemonitord als een plaats van weerstand, als een afvinklijstje’, zo schrijft hij in zijn onlangs in het Engels uitgebrachte nieuwe boek The uncontrollability of the world (De Duitse originele titel ‘Unferfügbarkeit’ is veel mooier maar zo goed als onvertaalbaar).

Bekering
Zo bezien is er niets minder dan een ander mens- en wereldbeeld nodig en een andere bestuursstijl. Niet ‘ik denk dus ik ben’, maar ‘ik antwoord dus ik besta’, is daarvan de kern. Niet de wereld is een vijandig strijdtoneel en te overwinnen en te beheersen hindernis, maar een kwetsbare, levende werkelijkheid die om een antwoord vraagt.
Dan is het bijvoorbeeld nu niet alleen de vraag hoe we het virus eronder krijgen, maar ook wat het ons te zeggen heeft, qua nodige verandering qua levensstijl en levenshouding. Dan is het niet alleen zaak om zo snel mogelijk ‘back to normal’ te gaan, maar veeleer aan een ander normaal te gaan werken, naar een nieuw antwoord op de vraag naar wat goed leven is.
Dat is niet zomaar geregeld met het terugdraaien van een aantal maatregelen. Er is niets minder nodig dan wat religieus gesproken ‘bekering’ heet, een fundamenteel andere manier van kijken naar de werkelijkheid.

‘God en geld’ is onlangs onderscheiden met de Jhr. mr. A.F. de Savornin Lohmanprijs
Dit artikel verscheen in februari 2021 in het Friesch Dagblad en online op het platform het Goede Leven

Thema:
 

Jan Prij is onderscheiden met de Jhr. mr. A.F. de Savornin Lohmanprijs voor zijn boek God en Geld uit 2018. Deze prijs wordt toegekend door het College van Decanen van de Vrije Universiteit Amsterdam (VU) voor een publicatie betrekking hebbend op christelijk denken over staatsrechtelijke en politieke onderwerpen in Nederland. De Lohmanprijs werd in 1987 ingesteld door de gelijknamige stichting en de VU en wordt dit jaar voor de achtste keer uitgereikt. Aan de prijs is een bedrag van € 7.000 verbonden.

Een ad­vies­com­mis­sie, onder lei­ding van VU-hoog­le­raar Ge­or­ge Ha­rin­ck, heeft na be­stu­de­ring van meer­de­re pu­bli­ca­ties haar voor­keur uit­ge­spro­ken voor God en Geld van Prij: ‘’De au­teur laat op een cre­a­tie­ve en ori­gi­ne­le wijze een chris­te­lijk per­spec­tief zien op het ge­bied van re­li­gie, eco­no­mie en po­li­tiek. Het geeft een hoop­vol­le visie op de sa­men­le­ving, op de eco­no­mie en onze ver­hou­ding daar­toe, en op de op­dracht van de po­li­tiek. De reik­wijd­te van de pu­bli­ca­tie is ver­ras­send en de au­teur weet deze voor het pu­blie­ke do­mein be­lang­rij­ke thema’s op een zeer na­tuur­lij­ke en con­sis­ten­te ma­nier met el­kaar te ver­bin­den. Aan­spre­kend is de ac­tu­e­le wijze waar­op het chris­te­lijk den­ken wordt vorm­ge­ge­ven met fi­lo­so­fi­sche in­zich­ten, in­spi­re­ren­de fi­gu­ren uit de ge­schie­de­nis van di­ver­se ach­ter­gron­den en in­zich­ten uit an­de­re re­li­gies en tra­di­ties. De pu­bli­ca­tie is toe­gan­ke­lijk ge­schre­ven, met ken­nis van zaken, en goed lees­baar voor een breed pu­bliek. Het is boei­end hoe de au­teur bui­ten de aca­de­mie om een eigen in­tel­lec­tu­e­le po­si­tie heeft ont­wik­keld.’’

De prijs­uit­rei­king wordt in ver­band met de co­ron­a­maat­re­ge­len ver­plaatst naar een nader be­kend te maken datum in 2021. Zie: persbericht

 

Er is een gevaarlijke angst in de samenleving voor het vreemde, het abnormale, het ongewone. We staan niet alleen argwanend tegenover mensen met een dubbele nationaliteit, maar ook negatief tegenover zo ongeveer alles wat ‘abnormaal’ is. Deze neiging het afwijkende tot een probleem te verklaren is gevaarlijk.

door Jan Prij
De auteur is filosoof, econoom, lekenpreker en publicist. Ook is hij redactiesecretaris van het politiek-wetenschappelijk kwartaalblad Christen Democratische Verkenningen

Een mythische vertelling van de oude Grieken gaat over Procrustes, een inhalige herbergier met een wel heel aparte vorm van gastvrijheid. Hij beroofde vreemdelingen die niets vermoedend langskwamen van al hun bezittingen, na hen op uiterst pijnlijke wijze de maat te nemen.
Hij gaf ze een copieuze maaltijd te eten en nodigde ze daarna uit de nacht door te brengen in een bijzonder bed. Als de gasten te klein waren dan rekte hij ze met geweld uit tot de maat van zijn model-bed. Als ze te lang waren dan zaagde hij de uitstekende delen ervan af.
In de stijlvolle, maar wat verhullende woorden van Stephen Fry, de beroemde Britse herverteller van Griekse mythen: ‘Veel reizigers lieten zo het leven in dit infernale huis.’
Het tragische is: hoe rationeler we de werkelijkheid in onze greep proberen te krijgen, hoe meer ze ons ontsnapt

Hoewel het geweld van dit Procrustesbed spreekwoordelijk is geworden, bezorgt het weinig mensen tegenwoordig nog de koude rillingen. Het is tenslotte maar een verhaal uit oude vervlogen tijden, een mythe.
Wij zijn beschaafd en hebben primitieve vormen van geweldsuitoefening achter ons gelaten. We hebben het vuur onder controle gekregen en zijn met succes uit onze holen gekropen. Via wetenschap en techniek hebben we de wereld aan onze voeten gekregen en zijn we succesvol de rationele weg van de vooruitgang ingeslagen. We laten ons niet meer bevangen door mythische verhalen, zo is de gedachte.
Maar het tragische is: hoe rationeler we de werkelijkheid in onze greep proberen te krijgen, hoe meer ze ons ontsnapt. Naar de mate waarin we geesten trachten uit te bannen, keren ze als verdrongen spoken terug.

Normaliseringsdwang als kenmerk
Tegenwoordig is de neiging het afwijkende te amputeren groter dan ooit. Wij ‘modernen’ herkennen niet eens dat we de geest van Procrustes nooit achter ons gelaten hebben. Zijn geest tiert welig en is in veel gestalten van het politieke leven werkelijkheid geworden. Waar bij de Grieken de ‘polis’ nog stond voor de mogelijkheid om met elkaar te verkeren als een gemeenschap van gelijken waarin ruimte is voor elkaars anders zijn, is dat in moderne tijden steeds minder het geval.
De verborgen waarheid van de moderne cultuur is dat we nog steeds zeer onder normaliseringsdwang lijden. Wat is de moderne wetenschap anders dan een poging om irrationaliteit, het onredelijke, het onlogische, het onvoorspelbare uit te bannen? Waar alles wat niet in de strakke disciplinaire hokjes van de wetenschappen past terzijde wordt geschoven of eenvoudigweg niet gezien, conform het adagium What my net can’t fish is not fish?

Eenheidsdenken is de toon aan gaan geven, waarbij de essentie van dingen belangrijker werd dan de veelheid van verschijningsvormen
Volgens Hannah Arendt is de sociale wetenschap erop gericht om de onvoorspelbaarheid uit te bannen en alle diverse vormen van menselijk handelen te reduceren tot voorspelbaar en wetmatig gedrag van de model-mens. In het mainstream denken dat zich al vanaf Plato aan de mythe tracht te ontworstelen is menselijke vrijheid een gevaarlijk gegeven. Dat botst met het menselijk streven de zaken te beheersen en in de hand te houden.
Vanaf toen is een eenheidsdenken de toon aan gaan geven, waarbij de essentie van dingen belangrijker werd dan de veelheid van verschijningsvormen. En de perfecte hemelse modelmatigheid werd idealer dan de aardse rommeligheid van alledag. Arendt zag een grootschalige uniformeringsdrang ontstaan die funest zou uitpakken voor diversiteit en menselijke pluriformiteit, uitlopend op de totalitaire systemen van de twintigste eeuw. Want wat objectief bestudeerd kan worden, kan ook onderworpen worden en in precies deze zin is het adagium ‘kennis is macht’ minder onschuldig dan het lijkt.

Afwijkingen disciplineren
Ook volgens Michel Foucault is de moderne menselijke geschiedenis een grote poging om het afwijkende uit te drijven, dan wel te disciplineren. Zo is niet alleen de geboorte van de gevangenis een geschiedenis van disciplininair toezicht en straf, van wat hij later ‘de normaliseringsmacht’ zou gaan noemen.
Ook andere burgerlijke instituten zoals gezinnen en scholen leren ons vooral om ons ‘normaal’ te gedragen. Sterker nog: Foucault stelt dat dat de huidige gouvernementele bestuurstechnieken van de moderne staat instrumenten zijn om te waken over de goede gezondheid van de bevolking en om daarmee normaliseringsmacht uit te oefenen, zo schrijft hij met zoveel woorden in De geboorte van de biopolitiek.
Arendt en Foucault kenden het gewelddadige effect van de normaliseringsdwang van binnenuit. Arendt als gevluchte Duitse jodin en Foucault als homoseksueel
Voor ‘de normalen’ klinkt deze wijze van volksdressuur op het eerste oor nog vrij abstract en onschuldig. Maar de werkelijkheid ziet er voor de ‘abnormalen’ praktisch gezien toch echt een stuk akeliger uit.
Arendt en Foucault konden het weten. Ze kenden het gewelddadige effect van de normaliseringsdwang van binnenuit. Arendt, gevlucht als Duitse Jodin, was een outcast voor de toenmalige nationaalsocialistische ideologie waarin alleen übermenschen bestaansrecht hadden en alles wat ‘onzuiver’ was niet meer mocht bestaan. Michel Foucault was homoseksueel in een tijd dat dit nog alles behalve ‘normaal ’was en tot de letterlijk verdrongen werkelijkheid behoorde, ook voor Foucault zelf.

Discriminatie en institutioneel racisme
Tot op de dag van vandaag geven ook talloze voorbeelden uit dit land weer dat de normaliseringsdwang nog lang niet verdwenen is. Allen al zeer populaire Nederlandse volkswijsheden als ‘Doe normaal dan doe je al gek genoeg’ en ‘steek je hoofd niet al te zeer boven het maaiveld uit’ doen vermoeden dat de tijd van het koppensnellen nog niet voorbij is.
Neem alleen al de belastingdienst, waar discriminatie en institutioneel racisme op basis van afkomst aanwezig is. Mensen met een dubbele nationaliteit die in geen enkel hokje passen, zijn alleen daarom al een problematische afwijking met een verhoogd risico op fraudegedrag. Uit onderzoek van de Nationale Ombudsman blijkt dat de systemen systematisch mensen die buiten het normale patroon passen discrimineren en achterstellen.
Ook kinderen persen we steeds strakker in het keurslijf van de normaliteit. Wat buiten het gemiddelde valt is problematisch en wordt als ‘niet normaal’ gezien
Maar het gaat nog verder. Volgens de dienst die jarenlang systematisch op fraudejacht ging, zijn alle ontvangers van de kinderbijslag potentieel frauduleus. Volgens het keurslijf van de homo economicus waarin men ze ging persen, waren die ouders het beste te beschouwen als rationele individuen die puur op eigen voordeel uit zijn. Om niet onnodig dief van de eigen portemonnee te zijn, schrikt deze economische modelmens, geheel volgens het bijpassende script, er immers niet voor terug de overheid ten bate van eigen voordeel op te lichten door het niet zo nauw met de regels te nemen.

Diagnosedrift en DSM-logica
Of neem scholen. Ook kinderen persen we steeds strakker in het keurslijf van de normaliteit, schrijft Sanne Bloemink op basis van eigen ervaringen met haar kind in Diagnosedrift. Hoe onze labelcultuur de kinderen tekortdoet. Wat buiten het gemiddelde valt is problematisch en wordt als ‘niet normaal’ gezien. Klassen vol ‘probleemkinderen’ en kinderen met een label waarmee ‘iets’ is. ‘De tolerantie voor verschil neemt af’, schrijft zij.
Dat is zorgelijk. De afgenomen tolerantie voor anders-zijn is niet alleen een vorm van kapitaalvernietiging maar ook stressvol voor betrokkenen.
Of neem het handboek voor de hedendaagse psychiatrie, waar alles wat een mens mankeren kan keurig via productdiagnose-combinaties in kaart is gebracht volgens de gouvernementele besturingslogica van het zorgsysteem, waarin verzekeringen, zorginstellingen en overheid participeren. De nieuwste versie ervan – DSM-5 – puilt inmiddels uit met tal van stoornissen waarvan de ‘premenstruale stemmingsstoornis’ een van de nieuwste is. Hoewel ik daarover als man niets kan zeggen, kan ik mij niet aan de indruk onttrekken dat in toenemende mate steeds meer ‘normaal gedrag’ als afwijkend wordt gezien.

Van de wieg tot het graf
Het moderne leven wordt van de wieg tot het graf gemonitord, vanaf het eerste bezoek aan het consultatiebureau tot aan de laatste snik. Overal zijn regels voorschriften, gedragscodes, etiketten, benchmarks, protocollen algoritmes en scripts om leven en sterven systematisch in kaart te brengen en te normaliseren.
Ook in regeringskringen is het al enige jaren bon ton om de zorgen van de ‘gewone Nederlanders’ serieus te nemen, daarmee een scheidslijn creërend tussen de ‘normale’ en de ‘abnormale’ Nederlanders wier zorgen blijkbaar minder zwaar tellen.
Neem de presentatie van het regeerakkoord Vertrouwen in de toekomst, van VVD, CDA, D66 en ChristenUnie op 10 oktober 2017 door Mark Rutte. ‘Er ligt nu een akkoord waarbij gewone, normale, Nederlanders er echt op vooruitgaan’, zo stelde hij triomfantelijk vast.
Ik weet nog dat ik verbijsterd dacht: wat moet ik daar nu mee? Want wat of wie is in hemelnaam ‘normaal?’ En bovendien: tegen het verwijt ‘niet normaal’ te zijn kan iemand zich onmogelijk verdedigen.
Het vreemde is niets minder dan een bedreiging van de openbare orde geworden
Ooit ben ik zelf als ‘abnormaal’ gediagnosticeerd. Als licht spastische kleuter ging knutselwerk mij slecht af en bewoog ik mij ‘niet normaal’. Om ongelukken te voorkomen deed ik niet mee aan kringspelletjes die toch maar te wild zouden zijn en werd ik apart gezet op school. Zo werd ik letterlijk en figuurlijk een buitenbeentje.
Vanwege mijn toenemende onhandigheid en groeiende motorische achterstand was het opgetrommelde leger van deskundigen het er al snel over eens dat de LOM-school een passend schooladvies zou zijn. Het is aan de weerstand van mijn ouders te danken, die in mij een bijzonder pienter jochie zagen, dat ik niet door een uitsluitende normaliseringsdrang klein ben gehouden en via de reguliere lagere school mijn kans kreeg om op te bloeien.

In verwarde staat
Het beste boek van de afgelopen tijd dat de ervaring van uitsluiting en normaliseringsdrang van binnenuit beschrijft, is ongetwijfeld In verwarde staat. Een kritiek van de politiek van normaliteit van Karlijn Roex. Zij schrijft als jonge sociologe die zelf ‘verward’ is genoemd scherp en vernietigend over ‘een politiek die ongekend onderdrukkend uitpakt voor de afwijkenden van deze tijd.’
Binnen de perfecte veilige orde van de ‘normalen’ worden minderheden risicogroepen en is afwijkend gedrag een probleem dat gecontroleerd moet worden, dat in beeld moet komen en niet onder de radar mag blijven. Waarom? Eenvoudigweg omdat de ‘gewone burger’ het recht heeft om niet gestoord te worden. Het vreemde is niets minder dan een bedreiging van de openbare orde.
Om te voorkomen dat zaken uit de hand lopen moet elk aspect van het verwarde leven worden gecontroleerd, gesurveilleerd en gecorrigeerd worden
Zij analyseert van binnenuit de geboorte van wat de ‘verwarde persoon’ is gaan heten. Na incidenten als de aanval op Koninginnedag in 2009 in Apeldoorn en vooral de tragische moord op Els Borst in 2015, is in rap tempo een toenemend aantal mensen gediagnosticeerd als ‘verward’ en daarmee als potentieel gevaarlijk voor de samenleving. Vooral nadat er een beleidscommissie ‘Aanjaagteam Verwarde Personen’ is geformeerd om ‘tikkende tijdbommen’ in onze maatschappij die ‘op ontploffen’ staan te gaan ontmantelen.
Deze schrikwekkende ontwikkeling past feilloos in een bange risicosamenleving die zichzelf op tal van terreinen verdedigt tegen vreemde invloeden van buitenaf en waarbij de crisis het ‘nieuwe normaal’ is geworden. Om te voorkomen dat zaken uit de hand lopen moet elk aspect van het verwarde leven worden gecontroleerd, gesurveilleerd en gecorrigeerd worden.


Vrijheidsbeperkingen
Het probleem is, zoals Roex laat zien, dat de diagnose erger is dan de kwaal. Zij beschrijft minutieus hoe ‘abnormaal’ een probleem werd en hoe wat normaal is wordt bepaald door wat Tocqueville ‘de tirannie van de meerderheid’ noemt. Hoe bestuurders een slecht verantwoorde agressieve aanval op diversiteit inzetten onder het mom van bescherming van de samenleving. Hoe de politie systematisch vooroordelen tegen de geabnormaliseerden of andere buitenstaanders of outsiders heeft. Hoe de ‘datadubbels’ van de opsporingssystemen het leven van mensen met een psychische aandoening (maar in de wezen van welke andere persoon dan ook die afwijkt van wat gemiddeld is en dus niet-normaal is) het leven behoorlijk zuur maken.
Zij schrijft dat aan de ‘verwarden’ ernstige vrijheidsbeperkingen kunnen worden opgelegd zonder dat er strafbare feiten zijn gepleegd, alleen al vanwege het mogelijke gevaar dat zij kunnen zijn voor zichzelf en anderen. En hoe buitenproportioneel deze dwangzorg is.
Zo zijn ‘normalen’ verhoudingsgewijs veel moorddadiger dan de verwarden. Het kwaad zit niet bij de ‘abnormalen’ maar in de systemen die hen knellen. Volgens haar is het nodig het kwaad te normaliseren en aan de kaak te stellen wat Arendt ‘de banaliteit van het kwaad’ heeft genoemd. Het grootschalige kwaad zit niet in de ‘verwarde’ persoon, of in de doorgedraaide gek, maar in de normale rationeel functionerende systemen die een de-humaniserende angst tegenover de excentrieke ander stimuleert.

De ketenen loslaten
Nu het ‘niet- normale’ zich in de huidige mediale logica vooral in de vorm van het coronavirus manifesteert, zal de neiging om het ‘abnormale’ uit te bannen ter wille van veiligheid en gezondheid van volk en vaderland alleen maar sterker worden. Maar, zo moge inmiddels duidelijk zijn geworden, de bijbehorende dashbordpolitiek van sturen, monitoren, controleren en corrigeren is al veel langer onder ons.
Het is nu tijd om de ketenen van de normaliseringsdwang die al het afwijkende met geweld uitdrijft te herkennen en los te laten
Ook de huidige post-corona-bewegingen om naar een ‘nieuw normaal’ toe te groeien bevestigen eens te meer dat de normaliseringsdwang terug is van nooit weggeweest. Het is alleen meer zichtbaar geworden.
Het is nu tijd om de ketenen van de normaliseringsdwang die al het afwijkende met geweld uitdrijft te herkennen en los te laten. Het is oneerlijk en gewelddadig, en vormt een bedreiging van de vrijheid in de democratische politieke orde die alleen maar bij de gratie van het kunnen omgaan met verschillen kan bestaan. Het is een aantasting van de menselijke waardigheid, een bedreiging van de pluriformiteit en uniciteit van de mens.
Uniek
Het eenvoudige punt is: heeft u ooit een normaal mens ontmoet en beviel het? Er zit bij ons allemaal wel ergens een steekje los. We zijn allesbehalve perfect en behoorlijk krakkemikkig. We hebben ook geen enkelvoudige identiteit. We zijn allemaal ‘abnormaal en niet in hokjes te stoppen (‘al zou ik je het liefst in een doosje willen doen’ naar de aloude tophit van Annie M. G. Schmidt; het dreigende vervolg van het lied is vermoedelijk maar weinigen opgevallen).
De diversiteit tussen mensen die in verschillende groepen worden ingedeeld is even groot als tussen de groepen onderling. Simpelweg omdat mensen uniek zijn, dat wil zeggen: oneindig divers.
We hoeven onszelf geen geweld aan te doen en in vrijheid en diversiteit hoeven we geen gevaar te zien
We hoeven daarom niet afhankelijk te zijn van hokjesgeest en protocol, maar kunnen ook zelf nadenken. We hoeven de diversiteit en abnormaliteit niet uit te drijven, maar kunnen er wel mee leren omgaan, in de klas of op de werkvloer. We hoeven onszelf geen geweld aan te doen en in vrijheid en diversiteit hoeven we geen gevaar te zien.
We zullen alleen bescheidener moeten zijn en minder moeten hameren op het aambeeld dat we het leven naar eigen goeddunken naar de hand kunnen zetten. We zullen afscheid moeten nemen van het idee dat we het beschavingsniveau van de oude Grieken definitief ontstegen zijn. Voor hen zal ‘onze heerlijke nieuwe wereld’ onvermijdelijk als barbaars voorkomen, minstens zo afschrikwekkend als dat bed van Procrustes.

Dit artikel is eerder verschenen in het Friesch Dagblad online 4 augustus 2020 en op papier

 

De economische obsessie met doelmatigheid is schadelijk. Ze maakt ons macro-economisch zeer kwetsbaar voor de impact van het hoogst onwaarschijnlijke en is destructief voor een gezonde bedrijfsvoering. De economie is geen soepel lopende machine die met zo min mogelijk input zoveel mogelijk output produceert. Ze kan alleen effectief zijn door omwegen te bewandelen. Ook de economie leeft daarbij van genade.

door Jan Prij
De auteur is filosoof, econoom, lekenpreker en publicist. Ook is hij redactiesecretaris van het politiek-wetenschappelijk kwartaalblad Christen Democratische Verkenningen

Efficiëntie is als heilige graal van de economie
De economie wordt immers als vanouds als het domein van de doelmatigheid gezien. Sterker nog: voor veel economen is efficiëntie de heilige graal, of beter gezegd de alfa en omega, het begin en einde van alle wijsheid. En het is ook bekend waar die wijsheid te vinden is: in de abstracte wereld van de zuivere theorievorming, onder perfect zuivere condities van volledig vrije mededinging in een frictie-loze en zekere wereld zonder machtsvorming en informatieachterstanden. Het doelmatig aanwenden van schaarse middelen wordt als niets minder dan de kern van de economie beschouwd. Naar de beroemde definitie van de econoom Lionel Robbins is economie de wetenschap die het menselijk gedrag bestudeert als de relatie tussen doelen en middelen die op alternatieve manieren kunnen worden ingezet.
Verspilling is een doodzonde en het tegengaan van verspilling is zo ongeveer de roeping van elke econoom. Ook de economie zelf wordt geacht zo zuinig mogelijk te functioneren.
Economen en nationale schatkistbewaarders worden van de weeromstuit vooral prijzenswaardig geacht vanwege hun zuinigheid en staan niet bepaald bekend om hun vrijgevigheid. Zelfs als door de coronacrisis de staat, nu de raderwerken van markten vrijwel volledig stil zijn gevallen, het economisch leven stuurt met zichtbare hand met miljarden Euro’s is een zekere mate van strengheid geboden (zeker waar het andere Europese landen betreft die in onze ogen niet prudent genoeg met hun collectieve uitgaven zijn omgesprongen).

De machine dreams van economen
Waar komt het beeld van de economie als een zuinige, soepel lopende machine eigenlijk vandaan? Toen de economische wetenschap aan het begin van de industriële revolutie ontstond was de klassieke newtoniaanse mechanica dominant. Volgens de grondlegger van de klassieke economische wetenschap, de Schotse moraalfilosoof Adam Smith (1723-1790) geven deze wetten een goddelijke samenhang weer. Deze samenhang was te vergelijken met een zorgvuldig uitgedacht radarwerk waarin iedereen zijn eigen plaats had in het geheel als teken van goddelijke voorzienigheid. Als door een onzichtbare hand geleid komen in markten zowel de vragers als aanbieders van goederen en diensten optimaal aan hun trekken. Neoklassieke opvolgers als Walras (1814-1910), Edgeworth (1845-1926) en Jevons (1835-1882) stelden deze wetten mathematisch op schrift. Volgens de toenmalige mechanische natuurkunde wordt beweging gezien als beweging in optimale toestand of langs optimale paden. De natuur wordt geacht zuinig te zijn. De atomaire deeltjes hebben hun eigen plaats in het systeem en natuurlijke krachten zorgen er voor dat zij die plaats steeds weer innemen. De neoklassieke economen gebruikten de bewegingsvergelijkingen uit de fysica waarbij variabelen als ‘potentiële energie’ en ‘kracht’ werden vertaald als ‘nut’ en ‘prijs’. Prijzen zijn daarbij de natuurlijke krachten die er voor zorgen dat de individuele deeltjes steeds weer naar een positie van maximale potentiële energie of nut werden gedreven. Het gebruik van technieken en analogieën uit de fysica is niet alleen een kenmerk van de founding fathers van de neoklassieke economie. Zo maken vanaf de jaren 30 ingenieurs en jonge fysici zoals Paul Samuelson en Tjalling Koopmans de overstap naar de economische wetenschap en introduceren zij optimalisatietechnieken uit de fysica in de economie. Om een illustratie te geven: Het proefschrift van Jan Tinbergen uit 1929 heette ‘Minimumproblemen in de natuurkunde en de ekonomie’. Tinbergen stapte naar de economie over om met behulp van optimalisatietechnieken, modellen en sociale engineering de economisch maatschappelijke problemen van zijn tijd te lijf te gaan. Ook richtte hij het Centraal Planbureau op. Tot op de dag van vandaag worden in modellen van het Centraal Planbureau economische vraagstukken verengd tot een technische kwestie, namelijk het oplossen van allerlei ‘nuts-of winstmaximalisatievraagstukken onder randvoorwaarden’. En wordt maar mondjesmaat beleden dat de voorspelkracht van economische modellen amper beter is dan het resultaat van koffiedik kijken. Hoewel ook andere metaforen in zwang zijn (zoals biologische) is tegenwoordig de aantrekkingskracht van de fysica bepaald niet verdwenen, met name vanwege de makkelijke wiskundige vertaling van ‘nutsmaximalisatie onder randvoorwaarden’ in econometrische vergelijkingen en modellen. Een belangrijke beperking van deze modellen is evenwel dat ze (comparatief) statisch van aard zijn en daarom de economische en ruimtelijke dynamiek niet adequaat in beeld kunnen brengen. Ook houden ze op geen enkele manier rekening met fundamentele onzekerheid. Zo bezien zijn het steriele optimalisatiedromen die weinig met de economische realiteit van alledag te maken hebben Toch zijn machine-dreams in hoge mate bepalend gebleven voor een economische benaderingswijze (zelfs toen de natuur aanmerkelijk minder zuinig bleek dan gedacht, zoals bijvoorbeeld de tweede wet van de thermodynamica, de chaostheorie en complexiteitstheorie illustreren). Sterker nog: machinedreams zijn ook bepalend geweest voor de inrichting van het economisch leven op bedrijfsmatig niveau, tot op de dag van vandaag. Dit kunnen we aan de hand van de opkomst en invloed van de bedrijfskunde laten zien, waarbij Scientific Management zijn intrede deed.

Bedrijven als money making machines en intensieve menshouderijen
Ook in de bedrijfskunde die begin 1900 als ‘managementwetenschap’ tot ontwikkeling kwam, is de zoektocht zichtbaar naar universeel geldende wetten, die het besturen van organisaties zou kunnen vergemakkelijken, zichtbaar. Frederick Winslow Taylor (1856-1915), de aartsvader van deze nieuwe vorm van weten, was een Amerikaans werktuigbouwkundig ingenieur die een klassieker schreef met als veelzeggende titel The Principles of Scientific Management. ‘In the past the man has been first, in the future the system must be first’, zo luidt de beroemd geworden inzet van zijn boek. Zijn doel was om de bestaande, onnauwkeurige en niet wetenschappelijk gevalideerde praktische vuistregels van de werkmannen te vervangen door wetenschappelijke, op exacte tijdmetingen gebaseerde regels. Hiertoe deelde hij het werkproces op in kleine eenheden en maakte hij nauwgezet studie van de bewegingen en de tijd die voor de afzonderlijke onderdelen nodig waren. Hoewel de economie inmiddels fundamenteel veranderd is en allang, zo zegt men, van een industriële economie naar een postindustriële diensteneconomie is geëvolueerd, worden tijdregistratiesystemen nog steeds gebruikt om vormen van private, maar ook publieke dienstverlening (zoals onderwijs, zorg, politie) tot grotere efficiency te dwingen.
Vanaf de jaren negentig van de vorige eeuw werd dan ook in Nederland langzamerhand het Angelsaksisch organiseren dominant, waarin bedrijven als money making machines werden gezien om vooral de portemonnees van de eigen aandeelhouders te spekken.
De ‘intensieve menshouderijen’ kwamen op (naar een titel van een gelijknamige boek van Jaap Peters en Judith Pouw). We zijn organisaties net zo rationeel en machinaal gaan inrichten als de intensieve veehouderij en de productiviteitseisen en de controlevoorschriften werden enorm opgeschroefd. Net als in de intensieve landbouw zijn daarbij kwetsbare monoculturen gecreëerd. Door het scherp scheiden van verantwoordelijkheden bijvoorbeeld, en daarbij al het werk in keurige hokjes (taken) op te delen om daarmee de productiviteit te verhogen. We hebben vakmensen wegbezuinigd omdat ze naar het oordeel van de managers niet ‘productief’ genoeg waren. Of weg-geglobaliseerd omdat er elders efficiënter geproduceerd kon worden. Onder het mom van doelmatigheid is het praatje wegbezuinigd in de verzorgingshuizen en de verpleegzorg, en hebben we de hoeveelheid blauw op straat beperkt. Over onderwijzers is gedacht dat we ze wel door goedkopere procesbegeleiders kunnen vervangen omdat dat veel efficiënter zou zijn.
Nu we zelf dringend om aandacht, zorg of een praatje verlegen zitten zien we pas goed hoe kwetsbaar we zijn geworden. En hoe vreemd het is dat grote bedrijven die geen reserves hebben aangelegd maar alleen maar maximaal voor de belangen van de eigen aandeelhouders hebben gezorgd, nu aan het overheidsinfuus zitten. Hoe ongezond en on-duurzaam het is dat we bedrijven als money making machines hebben uitgemolken en mensen tot het uiterste hebben uitgeperst.

De economie van de omweg, de rol van geluk en pech
Kortom, nu de machinerie van het economisch leven piepend en krakend tot stilstand is gekomen wordt het hoognodig tijd om ons af te vragen of de gelijkstelling van economie met efficiëntie, met het doelmatig aanwenden van middelen gegeven de mogelijke alternatieve aanwendingen daarvan, wel zo gelukkig is: of de fascinatie met doelmiddelrationaliteit wel de eigenlijke kern van de economie raakt. Misschien is het nu tijd om te beseffen dat ook de economie van geluk en pech en van overbodige franje aan elkaar hangt. Ook de economie leeft van het onuitputtelijke gebied voorbij verdienste, prestatie en inspanning. Of een bedrijf overleeft of niet, succes heeft of niet, is vaak gewoon een kwestie van geluk en botte pech. En juist bedrijven die zich niet exclusief op winst richten, blijken de meest succesvollen te zijn. Ook economie functioneert via de weg van omweg. We kunnen inmiddels door schade en schande wijzer zijn geworden: als we bezuinigen om de menselijke contacten dan wordt de dienstverlening er eerder slechter op dan beter. Als we bezuinigen op vitale beroepen omdat ze te weinig productief zijn, dan lopen organisaties in de soep. Ook is het onzinnig om in de huidige diensteneconomie kenniswerkers op commando snelle creatieve stukjes te laten afleveren, terwijl ze bijna altijd alleen op goede ideeën kunnen komen tijdens een wandeling of de vrije ruimte hebben om niet constant doelmatig bezig te hoeven zijn. Misschien is het daarom beter om de economie niet met een machine te vergelijken. Misschien kunnen we van moeder natuur leren dat de meeste zaken niet efficiënt te regelen zijn en doen er in plaats daarvan goed aan de variëteit en onvoorspelbaarheid ervan te omarmen.

Moeder natuur als voorbeeld
De natuur houdt van redundantie en diversiteit. Ze is niet overmatig gespecialiseerd, en maar matig geïnteresseerd in schaalvoordelen, al te groot is niet goed . Het is dat moeder natuur tot voor kort werd geacht geen stem te hebben, anders was het totaal overbodig, maar daarom niet minder nuttig dat Abraham Kuyper (1837-1920) op een gelijknamige lezing uit 1869 eens zei dat ‘eenvormigheid de vloek van het moderne leven was.’ Deze veelzijdige man die niet in een hokje te proppen was, zag een eenvormigheid opdoemen die in flagrante tegenspraak was met de organisch gegroeide diversiteit en de veelkleurigheid van moeder natuur waarin hij de gulle hand van een Schepper vermoedde. Maar ook voor minder Godvruchtige lieden mag duidelijk zijn dat het leven bestaat uit pure onverdiende overvloed en genadegave. De natuur is niet efficiënt. Ze gaat bepaald kwistig met haar middelen om. Om zichzelf te beschermen tegen fundamentele onzekerheid zet ze overdaad in. Zo zet ze miljoenen zaadcellen in opdat er eentje geluk heeft dat eitje te vinden. We zijn hoe je het ook went of keert geluksvogels en dat simpele en geinige antropologische gegeven zou eenvoudigweg ook consequenties moeten hebben voor de economische analyse. Ook zijn we over het algemeen gezegend met twee longen en nieren, handen en benen, terwijl dat strikt genomen veel te veel van het goede is. Economisch beredeneerd volgens een korte termijn optimaliseringstrategie zou onze lichamelijke inrichting er vast heel anders uitzien. Als we onszelf dan toch willen spiegelen aan de natuurwetten, neem dan de lessen van moeder natuur serieus. Wat we van de natuur kunnen leren is dat het weinig zin heeft om in situaties van fundamentele onzekerheid optimale beslissingsstrategieën uit te denken. Onze optimalisatie modellen onder randvoorwaarden lopen tegen grenzen op van fundamentele onzekerheid.
We weten een ding zeker: Ook een volgende crisis waar we op geen enkele manier rekening mee hielden zal ons in de toekomst zomaar kunnen overvallen. Wat we van de natuur kunnen leren is dat het recept tegen fundamentele onzekerheid de overvloed, de redundantie, de genade is. Als we dan toch van de natuur willen leren dan is het dat eenvormigheid de vloek van het moderne leven is. Dat we onszelf beter op Rijnlandse manier kunnen organiseren dan op Angelsaksische wijze. Dat de ongeneeslijke gezonde bewegingen van een goed lopende huishoudingen niet die van de industriële prikklok zijn, maar leven van de inspirerende ideeën die zich niet af laten afdwingen, van mensen die meer doen dan het contract zegt, van mensen die niet op de klok kijken en tijdschrijven, maar zich geroepen voelen om voor anderen in te staan in tijden van nood. En dan blijkt zelfs in fundamenteel onzekere tijden een waarheid overeind staan. We ruilen niet met elkaar volgens het strikte en directe voor-wat-hoort-wat principe. We gunnen elkaar zaken omdat anderen aan ons zaken gegund hebben. We geven om anderen omdat ook om ons gegeven is. We zijn solidair met anderen, omdat wij op onverdiende wijze tot nog toe gewoon geluk hebben gehad.

Dit artikel verscheen eerder in mei 2020 bij Het Goede leven van het Friesch Dagblad  

Thema:
 

God en Geld on tour

Geen categorie, 24 februari 2020, door Jan Prij

Aan de hand van de lotgevallen de Griekse jonge god Hermes belicht ik de wondere wereld van religie, economie en politiek.
Een grensverleggend programma in roerige tijden.

Statue of the Greek god of trade, Hermes, located in the port of Copenhagen

Agenda
26 februari Hoogeveen, De Vredehorst 20.00 uur-21.45 uur,
15 april Rotterdam, Bergsingelkerk, 20.00-21.45 uur

Thema:
 

Door Jan Prij
De auteur is filosoof, econoom, lekenpreker en publicist. Ook is hij redactiesecretaris van het politiek-wetenschappelijk kwartaalblad Christen Democratische Verkenningen

‘Of de Brexit nu doorgaat of niet, de schade is geleden: Brexiteers die stemmen wonnen met leugens, manipulatie en onuitvoerbare beloftes hebben nu het hoogste ambt in handen’, schrijft Joris Luyendijk op 18 oktober in de NRC. Het probleem is niet de Brexit– de EU is geen gevangenis en wie eruit wil moet dat doen. Het probleem is een Brexit op basis van leugens, manipulatie en onuitvoerbare
beloftes.

Er is veel geschreven over de leugenachtige campagne waardoor de Britten de Brexit-soap zijn in gerommeld. Of over het onderscheid tussen de leugenaar en de bullshitter. Degene die bullshit verspreidt is naar het onderscheid van de Amerikaanse filosoof Harry G. Frankfurt in On Bullshit ‘niet eens geïnteresseerd in de waarheid maar alleen in de vraag of zijn of haar poging om de meningsvorming en houdingen van mensen te manipuleren succesvol is’. Degene die bullshit verspreidt is eigenlijk nog erger dan de leugenaar. Hij interesseert zich, in tegenstelling tot de leugenaar, niet voor het gegeven of iets waar kan zijn of niet, maar is schaamteloos en kan daarom misschien zo makkelijk met leugens wegkomen.

Ondertussen wordt de vraag waarom leugens zo funest zijn voor de politiek verbazingwekkend weinig gesteld. Misschien wel omdat volgens een al te cynische opvatting van de politiek alle politici leugenaars zijn en helemaal niet bezig met de publieke zaak maar met de eigen zaakjes. Of misschien wel vanwege het sluimerende besef dat niemand de waarheid in pacht heeft, en dat in de politiek totale openheid van zaken niet alleen onhaalbaar, maar ook onwenselijk is. Toch is hiermee de kous niet af. Want ook de politiek kan niet zonder de waarheid.

Herstel van common sense
Over waarheid heeft Frankfurt een minder bekend boekje geschreven: On truth.
Onverschilligheid of de boodschap waar of onwaar is, is een slechte zaak. ‘Indifference to truth is a bad thing’ schrijft hij. Waarom? Frankfurt bepleit eerherstel voor de common sense knowledge, dat in het dagelijks leven waarheid (met een kleine w) er toe doet. Zelfs de geleerde filosoof die stelt dat er alleen interpretaties van de waarheid zijn, hecht toch waarde aan de waarheid van die stelling. Uiteraard is het belang van feitelijke accuraatheid van inschattingen en een zekere mate van inzicht in de coherentie der dingen in het dagelijks leven niet te onderschatten. Het is een waarheid als een koe dat voorwerpen naar beneden vallen en niet naar boven (en dat het fataal is om daar geen rekening mee te houden). Wanneer door een foute berekening een brug instort, zitten we toch echt met de gebakken peren. Ook is de impact van de te verwachten economische schade van de Brexit op het leven van mensen reëel, ondanks de leugenachtige en door Joris Luyendijk opgetekende voorspelling van poltici in de leave campagne dat van ‘de350 miljoen Euro die de Brexit zou gaan opleveren ‘er elke dag een nieuw ziekenhuis kan worden gebouwd.’
Een samenleving kan eenvoudigweg niet floreren zonder een grote hoeveelheid betrouwbare feitelijke informatie. Het is nodig om te kunnen overleven, maar ook om te kunnen bepalen hoe we goed kunnen leven. Ten tijde van nepnieuws en complottheorieën is de vraag van de Britse collega-filosoof Bernard Williams (1929-2003) des te meer relevant geworden: Is de informatie nauwkeurig genoeg (accuracy) en de bron oprecht genoeg (sincerity).

De mogelijkheid tot groei en menswording
Op persoonlijk vlak en in de wereld is het zonder betrouwbare informatie niet mogelijk om te groeien, te leren van fouten, en meer mens te kunnen worden, schrijft Frankfurt. Aanhakend bij een observatie van de Nederlandse filosoof Spinoza (1632-1677) constateert hij een toename aan ‘levenslust’ en ‘vreugde’ naar de mate waarin we een zekere grip ervaren op het leven dat we leiden in overeenstemming met onze aanleg. Zo kunnen we meer mens worden.
Vrijheid, zegt Spinoza, ‘is het vermogen om te leren de wereld lief te hebben zoals die is, het te bekijken als een geheel met eerbied en ontzag, bevrijd van zoveel mogelijk vooroordelen.’
Anders gezegd: we kunnen ons vrij voelen naarmate we onze plek in het geheel gevonden hebben. Een persoon die de waarheid veracht of er onverschillig over is, staat in wezen onverschillig, vijandig tegenover zijn eigen leven. Naar de mate waarin we een zeker grip ervaren op onze omgeving en onszelf kunnen we ons thuis te voelen in een wereld, die ‘we niet zelf hebben gemaakt’. ‘Ignorance and error leaves us in the dark’, schrijft hij. Maar dat is niet het hele verhaal. Werkelijkheidszin bestaat juist ook bij de gratie van het besef dat er zaken zijn die niet te manipuleren zijn, ‘beyond direct or immediate control’. Het is veelzeggend dat volgens de Amerikaans-Duitse filosofe Hannah Arendt de uitspraak ‘alles is mogelijk’ het programma van alle totalitaire systemen samenvat. Niets is zo gevaarlijk als de als paradijselijk voorgestelde waan dat we via uitgebreide manipulatie van natuur, mens en samenleving de hemel op aarde kunnen vestigen. Niets is zo deprimerend als de optimistische neiging te doen alsof er geen grenzen zijn en alsof alles mogelijk is.

Gevaarlijke antipolitiek
Deze niet door werkelijkheidsbesef en waarheidsliefde getekende houding is dus ook desastreus voor het politieke domein, en leidt in de analyse van Arendt zelfs tot de vernietiging daarvan . De loop van de menselijke geschiedenis heeft niet het kenmerk van het lot waaraan niets meer te veranderen valt, maar de toekomst kan ook niet naar believen eigenzinnig ‘uit het niets’ naar onze hand gezet worden of opnieuw worden opgebouwd.
Precies dat is wat de totalitaire leider ontkent. Hij claimt dat hij alles in zijn greep heeft omdat hij in zijn eigen almachtswaan gelooft. Bij hem is alles mogelijk, daarmee verhullend dat in feite niets meer mogelijk is tenzij het eigenhandig gestuurd en controleert wordt. Hij gaat het regelen. De totalitaire leider spreekt altijd de waarheid, niet omdat hij zijn uitspraken afstemt op de werkelijkheid, maar omgekeerd, omdat hij de werkelijkheid aan zijn uitspraken aanpast. Het totalitarisme meent zich deze leugens te kunnen veroorloven omdat het in zijn eigen almacht gelooft.

Ondermijning van de gemeenschappelijke wereld
Daarom is liegen in de politiek funest volgens Arendt. Systematisch liegen leidt uiteindelijk tot de ontkenning van het feit dat we in een wereld leven die we met elkaar delen, waarvoor we onherroepelijk een gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen. Waar de leugen regeert, is in feite geen geloof meer in een gemeenschappelijke wereld. Dan heeft iedereen zijn eigen waarheid, leeft ieder voor zich in zijn eigen bubble en moeten we daar, conform het hedendaagse dogma van de identiteitspolitiek, nog alle begrip voor hebben ook. Dat betekent in feite het einde van de politiek die bestaat bij de gratie van zo’n gemeenschappelijke wereld. Een wereld die leeft van de nooit helemaal te realiseren belofte dat daarin goed te leven is omdat iedereen op een eigen unieke wijze tot zijn of haar recht kan komen. Arendt beschrijft dat gevaar in The promise of politics als ‘the modern growth of wordlessness, de withering away of everything between us.’


Door te liegen slaan mensen de gemeenschappelijke bodem weg waarop ze staan en die hen houvast geeft om samen een nieuwe toekomst op te kunnen bouwen. Er is geen gedeeld verleden meer en geen gezamenlijke toekomst, alleen tal van particuliere herinneringen en onverdraaglijk lichte meningen over hoe het verder moet.
Zoals Arendt terecht benadrukt staan individualiteit noch collectiviteit aan de basis van politiek handelen, maar gezamenlijkheid. Politiek is niet primair een maakbare zaak die autoritaire leiders naar hun eigenhand kunnen zetten, hoezeer politieke mannetjesputters dat ook zouden willen, maar een resultaat van gezamenlijke handelingen in de publieke ruimte die in beginsel niet maakbaar zijn. Precies in dit fluïde en broze handelingskarakter van het politieke ligt zijn kwetsbaarheid. Een belangrijk kenmerk van handelen is dat de gevolgen ervan onbeheersbaar zijn en dat de mensen hierdoor onvermijdelijk schuld op zich laden. De fragiliteit van het handelen hangt samen met het gegeven dat het onduidelijke gevolgen over zich afroept die niet in de hand te houden zijn; het is onbeheersbaar, onomkeerbaar, onvoorspelbaar, en de resultaten ervan zijn altijd betwistbaar en onzeker.

De almachtsfantasieën van ‘sterke’ leiders
De voortdurende Brexit saga is ontstaan rond de mythe dat over de toekomst van een land kant en klare duidelijkheid en zekerheid te geven is. Neem alleen al de leus van Theresa May: ‘Brexit means Brexit’, Deze leus die strikt genomen nietszeggend is, verhult vooral dat de betekenis van Brexit helemaal niet duidelijk is gegeven de tal van verschillende handelingsmogelijkheden en afspraken die denkbaar zijn om de Brexit (al dan niet) tot een feit te maken. Ook de leus van Johnson ‘to get Brexit done’ is in feite een misleiding van wat politiek is. Politiek is ook geen maakbare kwestie, het sluitend regelen van zaken, maar zet juist een serie gevolgen in gang die we niet in de hand hebben. Zo bezien is ook de zeer effectieve pro-Brexit campagneleus ‘Takeback control’ hoogst problematisch. Dat misleiding, leugens en onuitvoerbare beloftes het Brexit debat tot nog toe bepalen, is misschien daarom wel zo kwalijk: Het geeft de opkomst van de almachtsfantasie aan die een einde maakt aan het idee dat we leven in een gemeenschappelijke wereld die we niet zelf hebben gemaakt. Eens zal de realiteit ons hardhandig wijzen op de grenzen van dat geloof.
Ondertussen is de schade enorm. Door te doen alsof een hedendaagse complexe samenlevingen op basis van een door luchtkastelen gevoede simpele ja/nee campagne naar eigen hand te zetten zijn, is gemeenschappelijke bodem onder de voeten van miljoenen mensen weggeslagen. Nog nooit stonden remainers en brexiteers, scherper tegenover elkaar. En ook de moeizaam herstelde kloven tussen Engelsen, de Schotten en de Noord-Ieren staan weer op openbreken.

Dit artikel is eerder verschenen in het Goede Leven, november 2019, on line platform van het Friesch Dagblad.

 

Persoonlijk gesprek in ‘Onderweg’

Interviews, 23 februari 2019, door Jan Prij

In Onderweg praat Elsbeth Gruteke zaterdag 23 februari van 22.02 tot 23.00 uur met Jan Prij. Hij is filosoof, econoom en werkzaam voor het Wetenschappelijk Bureau voor het CDA. Hij schreef het boek God en Geld, over een combinatie die door de bank genomen niet als logisch wordt ervaren. Veel christenen zeggen: Het gaat om schatten in de hemel en niet op aarde. Maar hoe kan het dan wel samen gaan? Daarover gaat het boek dat Prij schreef. Hij werd 10 weken te vroeg geboren en is daardoor licht spastisch. Maar dat is geen belemmering voor zijn leven, hij ziet er zelfs voordeel in; dankzij zijn driewieler kan hij makkelijk een kratje bier vervoeren! In het gesprek gaat het verder over zijn leven, werken voor een wetenschappelijk bureau voor een politieke partij, christendemocratie en waarom Jan lekenpreker is, maar geen theologie wilde studeren. Informatie over God en Geld
Na de uitzending is deze ook te beluisteren via de podcast. https://www.nporadio5.nl/podcasts/11/eo-onderweg

 

Mooie Vier strerren-recensie in Trouw van 9 mei over God en geld onder de titel: Lessen van Hermes, geen voorbeeldige held.

Voor meer reacties zie ook onder: net verschenen   
naar aanleiding van de boekpresentatiee met Ernst Hirsch Ballin en Ruben van Zwieten op 20 april  bij boekhandel Donner in Rotterdam.

Thema:
 

In het jaar dat ik 50 ben geworden (op 19 februari)  heb ik niet een boom geplant, krijg ik geen kind, maar komt mijn boek uit: God en geld.

Lees verder »

Thema:
 

Over de noodzaak van publieke dialogen die schuren
Gesproken column, 1 juni 2016 bij 10 jaar Wing, partner in ruimte en ontwikkeling en het ten doop houden van het boek Publieke dialogen: Socratische dialogen over maatschappelijke vraagstukken

Publieke dialogen: Hoe langer ik er mee bezig ben, hoe radicaler ik er in zit.
Volgens mij staat er daarbij nogal wat op het spel. Niets meer en niets minder dan de noodzaak om onszelf opnieuw uit te vinden.
Mijn stelling is dat de praktijk van het voeren van publieke dialogen spot, met alle moderne hokjes waarin we onszelf geplaatst hebben
en dat het daarom verontrust en schuurt.
Maar dat het rommelen en rammelen aan al die hokjes precies is, wat we vandaag de dag nodig hebben voor een humane samenleving.

Lees verder »

Verontrustend burgerschap

Publicaties, 14 mei 2016, door Jan Prij

Artikel in: Broers, Brunt, Evers & v.d. Werff (red) ‘Publieke bezinning. Socratische dialogen over maatschappelijke vraagstukken’ 2016, pp. 171-184  

 

Wat staat er op het spel?
De vormgeving van de democratie en in verband daarmee onze standaard-opvattingen over burgerschap en politiek.

Welke praktijk wordt bekritiseerd?
De neiging politiek te reduceren tot een cynische strijd om macht waarin burgers slechts onderdanen, die moeten participeren in plannen die door anderen zijn uitgedacht. De praktijk doet mensen niet tot hun recht komen, vermeerderd lijden en onrechtvaardigheid.
‘Socratische Dialogen  hebben weinig van doen heeft met de bewierookte brave burger en met de ronkende verwachtingen rond burgerschap. Sterker nog: dikke kans dat de kant-en-klaar oplossingen van beleidsmakers van forse kritiek worden voorzien en dat men niet bereid is tot een vorm van politieke participatie waarin het zeggen van ja-en-amen tot de hoogste norm is verheven.

Welke nieuw inzicht wordt geboren?
In socratische dialogen over publieke kwesties komt een andere visie op burgerschap en politiek aan het licht  dan sinds Plato en Hobbes gangbaar is geworden.  Geen politiek waarin het draait om strijd en het bewaken van de hiërarchische machtsverhoudingen in de wereld. Geen burgers die slechts onderdaan zijn, maar in staat zijn tot meesterschap, tot medevormgever als partner onder gelijken van het leven in de polis. In dit beeld van de politiek is er geen hiërarchie meer in de letterlijke betekenis van het woord (hiërarchie betekent ‘heilige orde’). 

Lees verder »

Publieke bezinning

Publicaties, 12 mei 2016, door Jan Prij

Socratische dialogen over maatschappelijke vraagstukken

Waar is ruimte voor publieke bezinning nu kiezers zich vervreemd voelen van de bestaande representatieve democratie; nu de landelijke overheid zich verder terugtrekt uit allerlei maatschappelijke instituties; nu de Nederlandse burger aangespoord wordt tot zelfredzaamheid. En hoe kan die bezinning vorm krijgen? Wat is het antwoord op de oproep van burgers om meer zeggenschap en eigenaarschap?

Lees verder »

Overweging Schagen, 24 april 2016
Lezingen Deuteronomium 6:1-9; Johannes 13:31-35

Zien én geloven: dat is een van de grote thema’s voor Johannes
Johannes’ cruciale vraag is:
Hoe kunnen we in de vreugdevolle Paasboodschap geloven als we God nooit hebben gezien?
Als we Jezus die het woord van God was, nooit zelf hebben gehoord ?
God is liefde, zo luidt kortweg zo ongeveer de geloofsbelijdenis van Johannes.
Of ook wel: Overal waar liefde is, daar is God
Maar hoe kunnen we in zo’n God geloven in een wereld vol geweld
Waar de liefde zo ongeveer afwezig lijkt?
Ja, als Gods liefde is, wat betekent dat dan in een ogenschijnlijk liefdeloze wereld
Wat moeten we met zo’n God aan als het leven pijn doet?
Hoe kunnen we het geloof in zo’n God volhouden?
Dat is zo ongeveer de prangende kwestie  waar het in het hele Johannes evangelie om draait.
Groots en contrastrijk neerzet,  via bijvoorbeeld contrasten tussen licht en donker,  God en de wereld, gelovigen en ongelovigen, zien en niet zien,
worden we onherroepelijk geconfronteerd met de vraag naar de geloofwaardigheid van het evangelie
in deze zo op het eerste oog goddeloze wereld, waar de goede boodschap zo ongeveer niet aanwezig lijkt te zijn.

Lees verder »

Thema:
 

De kracht van verbondenheid

Publicaties, 25 februari 2016, door Jan Prij

Perspectieven in een netwerksamenleving

In onze wereld geven mensen op allerlei manieren vorm aan hun onderlinge betrokkenheid. Overal zijn mensen actief om de wereld, of de buurt, beter, mooier of socialer te maken. Ze nemen verantwoordelijkheid, zetten hun talenten in, gaan samen met anderen aan de slag.
De vraag is of we daar wel voldoende oog voor hebben.

Lees hier een conceptversie van het visiedocument voor het christelijk sociaal congres 2016 dat in aanloop naar dit congres verschijnt en op 9 juni 2016 gepresenteerd zal worden tijdens een bijeenkomst over ethiek en economie.

de kracht van verbondenheid

Thema:
 

Het alternatief voor de zorg

Publicaties, 25 januari 2016, door Jan Prij

Humaniteit boven bureaucratie
Dag in dag uit verlenen artsen, verpleegkundigen, mantelzorgers en vrijwilligers geweldige zorg. Ook ontstonden er de afgelopen jaren prachtige initiatieven om de zorg te verbeteren. Tegelijkertijd bestaat er bij veel zorgverleners en patiënten frustratie en onbegrip over het zorgbeleid van verschillende overheden. Deze bekijken de zorg eenzijdig als kosten post. Een relatie met partijen in de zorg verandert in een machtsstrijd die gewonnen moet worden. Dit roept veel weerstand op, verspilt energie, ontmoedigd en remt de positieve ontwikkelingen.

Lees verder »

Thema:
 

Aanraken en aanhaken

Overwegingen en lezingen, 18 december 2015, door Jan Prij

Overweging 5 juli 2015,  Bergsingelkerk Rotterdam
Lezingen Ezechiël 2: 1-7; Marcus 6:1-6

 

Een aanraking kan iemand genezen.
Iemand aan kunnen raken en zelf geraakt worden door iets of iemand.
In deze beweging zit misschien wel heel de genezing van de mens verschoven.
Aanraakbaarheid. We hoorden zoiets al in de lezing van vorige week.
De twaalf jaar bloedvloeiende vrouw hoeft zich niet meer onrein te voelen.
Ze raakt Jezus aan.
In deze mens is het heilige niet dodelijk ongenaakbaar
maar aanraakbaar geworden.
De vrouw mag zijn wie ze is. Een dochter van God, in plaats van een besmet iemand.
En in hetzelfde verhaal mag ook het dochtertje van Jaïrus, op eigen benen staan.
Bevrijdt van de verstikkende hand van haar vader,
niet meer als dochter van de overste van de synagoge,
levend in een glazen huis, maar als zichzelf.
Even beschermend als verstikkend heeft de hand van Jaïrus op het kind gerust. Jarenlang. Nu wordt zij door de aanraking van Jezus opgericht.

Lees verder »

Thema:
 

Artikel in:  Govert Buijs en Marcel ten Hooven (red.) Nuchtere betogen over religie,
waarheid en verdichting over de publieke rol van godsdiensten, 2015, pp. 264-278.

‘Hoe kan het religieuze als inspiratiebron dienen?’ Dat is de uitgangsvraag van dit essay. Maar wat is ‘het religieuze’ dan precies? Om een begin van een antwoord te vinden op die vraag zullen we 1) het religieuze contrasteren met ‘het seculiere bewustzijn’ om vervolgens de religieuze ruimte te schetsen naar verschillende dimensies. De tijd is voorbij dat het religieuze alleen maar loodrecht uit de hemel naar beneden kwam neerdalen, ook horizontale perspectieven die de breedte van de gehele mensheid betreffen of diepte-perspectieven die niets meer en niets minder dan een transformatie van onze benauwde ziel beogen, komen in toenemende mate in beeld. Voor deze drie dimensies van de ruimte kunnen drie prototypische- figuren van religieuze inspiratie nog steeds als voorbeeld dienen: Moeder Teresa, Martin Luther King en Fjodor Dostojewski. 

Lees verder »

Verontrustend burgerschap

Overwegingen en lezingen, 2 november 2014, door Jan Prij

Lezing Conferentie ‘Terug naar de toekomst’, koor Eigenwijs 30 jaar , Gouda, 2 november 2014

Ik ben Jan Prij, publicist, filosoof en econoom.
In mijn werk als schrijver, redacteur en verslaglegger
zoek ik steeds naar het verhaal achter de feiten.
Maar ik moet zeggen: het verhaal van kantelaar Nynke Schaaf is duidelijk en inspirerend genoeg.
Daar heb ik niet veel aan toe te voegen.

Het is het verhaal over de veranderende samenleving waarin oude machtsstructuren niet meer werken, mensen niet bekneld willen worden door regels of geregeerd door anonieme markten
maar vrije ruimte willen om hun idealen productief te kunnen maken.
Misschien moeten we inderdaad met veranderdenker Jan Rotmans zeggen
“ We leven niet in een tijdperk van verandering maar in een verandering van tijdperk”
En in de overgangsfase van het ene tijdperk op de andere is het nodig om het vizier opnieuw scherp te stellen, en hebben we, ook dat ben ik met Nynke eens, inderdaad ‘friskijkers’ en ‘dwarsdenkers’ en ‘verbinders’ nodig.

Maar misschien is de vorm van burgerschap waar de ‘kantelaars’ een beroep op doen, nog onvoldoende kritisch en radicaal doordacht.
Zelf denk ik bijvoorbeeld dat de huidige politieke orde helemaal niet op kantelaars zit te wachten omdat het soort van burgerschap dat daarbij hoort behoorlijk verontrustend is.
En dat er daarom een behoorlijk dwars spanningsveld zit tussen burger en politiek in een veranderende samenleving. Ik wil dat dwarse spanningsveld aan de hand van drie samenhangende stellingen toelichten.

Stelling 1 We verwachten te veel en de verkeerde zaken van burgers.
Plotseling wordt er van alles verwacht van de burger
Burgerschap, eigenkracht, zelfredzaamheid, lijkt de nieuwe Haarlemmerolie, het medicijn tegen alle kwalen van deze tijd te zijn.
Nadat de verzorgingsstaat overbelast is geraakt en de destructieve kanten van marktwerking
de samenleving in een financiële en economische crisis hebben gestort,
is het nu tijd, zo gaat het verhaal om de burgers ruim baan te geven.
Niet de staat of de markt, maar de burgersamenleving is het bewierookte domein waar de redding van de samenleving gestalte zal moeten krijgen.
Door volop in te zetten op de vereende krachten van burgerschap
(waarvan plots allerlei bijdragen aan de gemeenschap wordt verwacht)
en het eigen initiatief van participerende burgers wordt het mogelijk,
zo is alom de gedachte, om in één beweging
zowel de afgeslankte verzorgingsstaat op de been te houden
als de rauwe kanten van de marktwerking te verzachten.
Al met al lijkt er onder beleidsmakers sprake te zijn van een heuse burgerschapsbubbel zo vatte wetenschapper Govert Buijs onlangs de huidige stemming samen.
Maar het is de vraag of we daar wel zo verstandig aan doen:
“Is het misschien zo dat we, door al onze krachten onvoldoende doordacht te zetten op het nieuwe burgerschap, vandaag investeren in fantasieën voor morgen, om overmorgen te ontdekken dat we opnieuw onszelf diep in de schulden hebben gewerkt?”

Wanneer we de rol van burgerschap kritisch doordenken, moet er over de rol van burgers niet alleen worden gedacht in termen van participatie in de plannen en beleidstrajecten die de overheid al vooraf voor ons heeft uitgestippeld,
maar ook in de rol van tegenkracht, oftewel van ‘georganiseerd wantrouwen.’ tegenover de hiërarchische ideeënmachine die de overheid nog steeds is.

Dat brengt mij bij stelling 2
“De politiek wil burgers inlijven in haar eigen programma’s, niet burgers die zelf het heft in eigen handen nemen”
De huidige politieke orde omarmt wel de ‘participatiesamenleving’, maar wil geen werkelijke zeggenschap van burgers omdat dit radicaal democratisch, macht-bedreigend en vernieuwend is.

Eerst iets over het radicaal democratische karakter van burgerschap.
Als het appel op burgerschap dat tegenwoordig zo alom-vertegenwoordig klinkt, ergens een antwoord op is dan zijn het niet de problemen van de verzorgingsstaat of die van de markt,
maar dan is het om een impuls te geven aan democratische vernieuwing van onderop.

Ruimte geven aan burgerschap betekent allereerst mensen zelf zeggenschap geven over wat er in hun buurt gebeurt. En dat ze niet alleen maar kunnen stemmen in een stemhokje, of mee-uitvoerder worden van vooraf bedachte overheidsplannen of bezuinigingsstrategieën
Wanneer we werkelijk de burger zelf de mogelijkheid geven hun buurt of stad mede vorm te geven ontstaan misschien veel betere ideeën die nog in geen enkel beleidsplan stonden.
Maar dat is lastig voor beleidsmakers en politici die al eeuwenlang hun burgers als onderdanen hebben beschouwd en niet als eigenzinnige meesters over de koers van het eigen leven en het politieke leven in de stad.

Zo’n onderdanig burgerschap was juist niet de bedoeling in de oorspronkelijke democratische idealen zoals die ooit in de stadstaat Athene ten tijde van de dwarse filosoof Socrates tot ontwikkeling zijn gekomen.
Volgens hem waren burgers geen onderdanen maar de werkelijke dragers, de werkelijke burgermeesters van de stad.
En iedereen (nou ja, iedereen, de democratie was ook in zijn eerste vorm nog niet bepaald voorbeeldig: vrouwen en slaven telden niet mee) mocht in de volksvergadering op directe wijze over de juiste inrichting van die stad meebeslissen.
De wetten van de samenleving waren bedoeld om de burgerlijke samenlevingsvormen van het goede leven te beschermen en niet om van overheidswege een bepaalde levenswijze aan burgers op te dringen.

Socrates die leefde in de vijfde eeuw voor Christus ging constant het gesprek aan met burgers op het marktplein en met zelfbenoemde deskundigen en machthebbers en stelde ze voortdurend horzelige vragen
”Waar zijn we eigenlijk mee bezig?” “Waarom doen we het zo en niet anders?”
Volgens hem was het zo dat als we ondoordacht bestaande conventies gehoorzamen en klakkeloos doen wat zelfbenoemde deskundigen van ons vragen we de onrechtvaardigheid in de stadstaat vermeerderen.
Het liep overigens goed met Socrates af.
Hij stond niet bepaald bekend als een brave, participerende burger die goed mee deed. Steker nog: hij werd veroordeeld tot de gifbeker op basis van de beschuldiging dat hij de jeugd bedierf en de bestaande zeden verpeste.
Vaak is het hetzelfde liedje:
Al te rebels burgerschap wordt niet gewaardeerd door machthebbers.
Het is natuurlijk niet serieus de bedoeling dat burgers zodanig het heft in eigen handen nemen dat een aantal beroepsbestuurders en politici wel naar huis kunnen.
Tekenend is bijvoorbeeld dat tegenwoordig een gevestigde partij als D66
haar kroonjuwelen voor radicale democratische vernieuwing al lang bij het grofvuil heeft gezet.
Het is helemaal niet de bedoeling dat burgers beleidsplannen van de beroepspolitici radicaal gaan bekritiseren en verbeteren.
Want ja, als we dat doen… Waar blijven we dan?
Dan is het einde zoek. Dan vallen onze hiërarchieën om.
Dan hebben we de zaken niet meer in de hand en weten we niet meer welke koers we moeten varen. Dan komen we uit op echte nieuwe oplossingen, die nog onvoorstelbaar zijn en waar dus ook nog geen politieke dekking voor is. Daar is lef voor nodig die ik grotendeels zie ontbreken bij de overheid ondanks alle mooie praatjes over burgerschap.

Ik ben niet echt positief over het verandervermogen van de overheid zelf
omdat de overheid vooral ook een machtsapparaat is.
Dat betekent allerminst dat ik cynisch ben over het vermogen van burgers om van onderop veranderingen in de inrichting van de samenleving te weeg te kunnen brengen.
Vaak bestaat deze er allereerst uit om bestaande vormen van bestuur als onrechtvaardig aan de kaak te stellen.

Dat brengt mij tot stelling 3.
Alle vormen van werkelijke politieke vernieuwing zijn uit een combinatie van geweldloze burgerlijke ongehoorzaamheid & morele verbeeldingskracht geboren: voortgekomen uit vormen van eigenwijsheid dus

Wanneer we ver in de geschiedenis teruggaan
is Socrates de eigenlijke vader van zo’n eigenwijs burgerschap geweest.
Of de Jood Jezus die de onrechtvaardigheid van het hiërarchisch handelen en denken van religieuze en wereldse gezagdragers bekritiseerde en er een ander radicaal gelijkheidsideaal voor in de plaats stelde, waarin iedereen Jood of Griek, slaaf of vrij man, man of vrouw, allemaal als gelijke voor God worden voorgesteld.
Een dergelijke morele verbeeldingskracht is nodig om werkelijk vooruit te kunnen komen in deze wereld.
Maar we kunnen ook denken aan mensen als Ghandi, Martin Luther King
of Nelson Mandela.
Hun burgermoed en geweldloze bevrijdingsbewegingen hebben uiteindelijk tot minder onrechtvaardige samenlevingsvormen geleid voor blank en zwart.
Ze openden de ogen voor het gegeven dat het voor revolutionaire veranderingen nodig is je in de ander te verplaatsen die vaak als ‘onze vijand’ wordt weggezet.

En er zijn meer voorbeelden.
In de voorstellingen van Eigenwijs is ook blijk gegeven van een dergelijke inspirerende morele verbeeldingskracht.
Wie zegt bijvoorbeeld dat het normaal is dat we in een Europa verdeeld door een muur en omringd door een Ford Europa te leven?
Dat er geen ander alternatief is dan het buitensluiten van vluchtelingen?
Wie zegt dat inkomensongelijkheid een natuurgegeven is
en dat daar niets aan te doen valt zonder de vitaliteit van de samenleving aan te tasten?
Wie zegt dat economische groei altijd beter is?
En dat het normaal is om in een broeikas vol CO2 uitstoot te leven of in een plastic soep?

In het oefenen van deze vorm van burgerlijke ongehoorzaamheid,
het voor mogelijk houden van datgene wat onmogelijk wordt geacht,
ligt de kracht van verontrustend burgerschap en eigenwijs muziektheater.
Zoiets oefent de morele verbeeldingskracht
en leert verder te kijken dan de eigen neus lang is.
Ze doet beseffen dat we uiteindelijk allemaal in hetzelfde schuitje zitten.
Op zulke morele verbeeldingskracht drijven alle goede initiatieven
en komen impulsen voor vernieuwing voort.
Daar hebben we, juist nu, dringend behoefte aan
Ik wens Eigenwijs daarom nog vele mooie eigenwijze jaren toe!

Thema:
 

Een parel in Gods ogen

Overwegingen en lezingen, 27 juli 2014, door Jan Prij

Overweging 27 juli 2014 Buurtkerk-Leeuwenhoek
Lezingen: 1 Koningen 3:5-12, Mattheus 13:44-52

‘In sprookjes betekent het zoeken en vinden van een schat altijd het zoeken en vinden van je roeping, je bestemming.’
Zo is het ook in deze gelijkenis, aldus dominee Nico ter Linden
in zijn her-vertelling van dit verhaal uit Mattheus.
Dat zoeken naar je roeping en je bestemming begint met het besef dat ieder mens zich een geroepene mag weten -door God nota bene- als zijn geliefde.
Jezus die deze gelijkenis uitspreekt, spreekt uit ervaring.
In zijn leven was dat besef steeds meer doorgedrongen
het besef dat Hij een geliefd kind van God was
en dat de Eeuwige vreugde in hem vindt,
Als een stem uit de hemel en als duif uit de lucht was dat woord van liefde
uit den hoge naar beneden komen klapwieken en op hem neergedaald.

Lees verder »

Thema:
 

Wmo in CDA nooit goed begrepen

Interviews, 1 juni 2014, door Jan Prij

Kort Interview met Clémence Ross van Dorp in CDV zomer 2014 

Oud-staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en oud-CDA-Tweede Kamerlid.
Als staatssecretaris in het kabinet-Balkenende II was ze verantwoordelijk voor de totstandkoming en invoering van de Wet maatschappelijke ordening (Wmo).

‘Decentralisatie is geen doel op zich. Het moet logisch passen bij het subsidiariteitsbeginsel. De Wmo is in 2006 vormgegeven vanuit de principiële vraag van subsidiariteit, namelijk: op welke niveaus horen vormgeving en de uit- voering van het welzijnsbeleid te liggen?’
‘Ik heb gezegd: er moet een welzijnswet nieuwe stijl komen die aansluit bij de vermogens en wensen van burgers, uitgevoerd door de democratische laag die het dichtst bij de burgers staat. De taak van de landelijke overheid daarbij was om kaderstellende wetgeving te maken waarbinnen gemeenten vervolgens zelf voldoende beleidsmatige en financiële ruimte kregen om het een en ander op eigen wijze te realiseren. Dat het gebeurt moest wel goed omschreven zijn, hoe het gebeurt daarentegen niet.’
‘Voor mij persoonlijk was dat loslaten als rijksoverheid van die sturende bevoegdheid, op het “hoe”, geen enkel probleem. Het lastige was dat er weinig begrip bestond voor het uit het awbz-verzekeringspakket halen van bepaalde welzijnszaken die daar eigenlijk niet thuishoorden, maar waaraan langzamerhand iedereen gewend was geraakt. Vooral de verzekeraars hebben er groot financieel belang bij om van alles en nog wat in dat verzekerd pakket onder te brengen, met als gevolg uit de hand lopende premielasten en onnodige afhankelijkheid van de overheid.’

Lees verder »

Interview met Annemarie van Veldhuizen: Algemeen coördinator in het Jacobshospice te Den Haag, verschenen in CDV lente 2014 

‘Ik ben vijftien jaar geleden in het hospice komen werken. Ik had in die tijd al mijn va der van 62 jaar en mijn jongste broer van 27 verloren en was zelf door een pijnlijk, verdrietig en noodzakelijk rouwproces heen ge- gaan. Toen de kans kwam om hier te komen werken als coördinator, voelde ik mij opgetild en tot in mijn ziel geraakt.’

Lees verder »

Hoe slim is de kenniseconomie?

Publicaties, 29 januari 2014, door Jan Prij

Artikel in: De kracht van Nederland, Bilderbergconferentie 2014, pp. 43-50.

Maatschappelijk onbehagen en economisch onderpresteren lijken heden ten dage hand in hand te gaan. Hoe is deze samenhang te duiden? Waarom werkt Nederland niet goed? 1) De stelling van dit artikel is dat eenzijdigheden in ons concept van de kenniseconomie zowel menselijk potentieel onbenut laat als vervreemdingstendenties (althans een deel daarvan) in de samenleving verklaart. Inzicht in ons verwrongen idee van kennis is cruciaal om te begrijpen waarom we de grip op onze omgeving verloren zijn geraakt en ons in toenemende mate niet meer in de samenleving thuis voelen.

Lees verder »

Thema:
 

Waar sta ik voor op?

Publicaties, 17 december 2013, door Jan Prij

Over het productief maken van idealen en een andere overheid,
(Stichting  Beroepseer in samenwerking met A+O Fonds Rijk)

 

Tijdens een Goed Werk Hub in 2013 van Stichting Beroepseer hebben jonge ambtenaren elkaar geïnterviewd over hun idealen en struikelblokken. Deze persoonlijke verhalen zijn in deze bundel gecombineerd met die van zeer ervaren ambtenaren. De bundel sluit af met het commentaar van drie oude rotten. 

Lees verder »

Thema:
 

Ondernemen, een geloofszaak!

Publicaties, 21 november 2013, door Jan Prij

Artikel in: 200 jaar Koninkrijk, Religie, Staat en samenleving, onder redactie van Sophie van Bijsterveld en Richard Steenvoorde, p. 181-208 

 

1. Ondernemen als religieuze kwestie: de lotgevallen van de god Hermes

Hoe gaat het bedrijfsleven om met religieuze kwesties of breder gesproken met zaken van waarde? Deze vraagstelling die aan de basis van dit artikel ligt, doet het vermoeden rijzen dat het ondernemerschap zelf niet als een religieuze kwestie of een waardevolle zaak wordt gezien. Met religieuze kwesties of zaken van waarden wordt men noodgedwongen van ‘buitenaf’ geconfronteerd en daar heeft men dan nu eenmaal goed mee om te gaan. Deze voorstelling van zaken past in een maatschappelijk kader waarin religie en markt als gescheiden domeinen worden gezien. Religie gaat over het sacrale en markten zijn profaan. Religie handelt over eeuwige en onuitsprekelijke zaken zoals God, de hemel en kerk. Het raakt ten diepste aan wat filosofen de vita contemplativa noemen, het schouwen van het ultieme, het ware, goede en het schone. Ondernemers bewandelen de vita activa en zijn in dat kader vooral slinkse lieden die hun bedrijf en de verschillende werknemers daarbinnen gebruiken als middel om hun brood te verdienen en bedrijfsdoelstellingen te realiseren.

Lees verder »

Thema:
 

Beproefde vrijzinnigheid

Publicaties, 1 juli 2013, door Jan Prij

Een sterk ingekorte versie van dit artikel verscheen in Ruimte, Mens en Tijd, juli 2013 onder de titel ‘Vrijzinnigheid als vakwerk’ 

Voorwoord

Ik heb mijn verhouding tot de vrijzinnigheid nog bepaald niet gevonden. Twee punten zijn wat mij betreft problematisch in de gelezen proeven van vrijzinnige zelfdefinities: (1) haar verhouding tot de orthodoxie en (2) een nogal individualistische nadruk op autonomie en persoonlijke gevoelens, uitlopend in een zeer kritische benadering van de traditie. Om maar meteen met de deur in huis te vallen: als de vrijzinnigheid alleen bestaat om een huis te kunnen bieden aan gelovigen die eindelijk van de orthodoxie bevrijd zijn, dan voel ik mij er niet in thuis. Niet alleen omdat ik niet bevrijd hoef te worden van orthodoxe denkbeelden waar ik ‘last’ van heb, maar ook omdat ik geloof dat theologie tot meer dient dan de verlichting van de individuele psyche. Tegelijkertijd voel ik wel de behoefte aan een op positieve manier ingevulde vrijzinnigheid. Natuurlijk is geloven niet het klakkeloos van kaft tot kaft voor waar houden van bijbelteksten. Natuurlijk is het nodig om je in moderne tijden op een zinnige en verantwoorde manier tot het geloof te verhouden. Natuurlijk is een onverkort beroep op de ‘openbaring Gods’ niet zonder meer mogelijk. Als het waar is dat deze kenmerken op juiste wijze de praktijk van orthodox gelovigen tekenen 1), dan gaat mijn sympathie uit naar de ‘andere kant van de streep’. Hier beginnen echter gelijk problemen te ontstaan. De pogingen van de vrijzinnigheid of pseudovrijzinnigheid 2) om zich van de van orthodoxie te onderscheiden zijn mijns inziens zo halfbakken (Cossee), zelfgenoegzaam (Knoop) of fanatiek (Labuschange), dat zij wat mij betreft hun geloofwaardigheid en aantrekkelijkheid verliezen. Een theologie die alleen zichzelf serieus neemt en niet tot zelfrelativering in staat is, kan wat mij betreft geen goede theologie zijn. Maar op welke basis is er dan wel goede vrijzinnige theologie mogelijk? Hoog tijd voor een verkennend onderzoek! 

Lees verder »

Thema:
 

Rotterdam, Buurtkerk, 30 juni 2013  
Lezingen: 1 Koningen 19-19-21, Lucas 9:51-62

Pas las ik het boek Ja,-maar, wat als alles lukt? van Berthold Gunster.
Hoe komt het dat we zo vaak niet doen wat we ten diepste willen?
Waar komt toch die innerlijke stem vandaan die ons ervan weerhoudt
ten volle te leven?

Lees verder »

Thema:
 

Het trauma van Plato

Overwegingen en lezingen, 25 juni 2013, door Jan Prij

Utrecht, Studiegroep Publieke Dialoog, 25 juni 2013

“Wat is de relatie tussen filosofie en politiek
in het kader van de Socratische dialoog?”
Dat is vraag die aan de basis ligt van deze gesproken column.
En dat alles in een minuut of vijf.
-Het moet tenslotte wel een luchtig intermezzo zijn
en het eigenlijke vervolgprogramma dat draait ‘om de aard van het publieke’
niet al te zeer onder druk zetten.-
Toch is het nogal een heftige kwestie die op mijn bord is gelegd:
niets minder dan een moord staat hierbij centraal.
De melancholieke filosofe Hannah Arendt heeft er al eens op gewezen:
het is het trauma van Plato over de terechtstelling van Socrates
die de relatie tussen filosofie en politiek bepaalt.
Alleen door dit pijnpunt onder ogen te zien zal ons en passant
iets over de aard van de socratische dialoog worden geopenbaard.

Plato was wanhopig door de dood van zijn meester.
Het was op grond van de wetten van de stad Athene
dat Socrates veroordeeld werd.
Het waren de opinies van de magistraten in de polis
die tot dit onrechtvaardige en waardeloze oordeel kwamen.
Reden genoeg voor Plato om de politiek
en de common sense waar deze op dreef ten diepste te wantrouwen.
Een taak van de filosofie is sindsdien vooral
om de onhoudbaarheid van de gangbare opinies te laten zien.
In plaats daarvan zouden ze dienaren van het ene, het absolute ware, het absolute goede
en het absolute schone moeten zijn.
Maar het probleem is dat filosofen
als ze eenmaal ook in oog met het absolute hebben gestaan,
alleen maar kunnen stamelen.
Onbegrijpelijk voor de gewone mensen op straat.
Sindsdien zijn filosofen ook nog eens totaal ongeschikt geworden
voor het normale, praktische en werkzame leven.

Vanaf de moord op Socrates staat voor Plato de politiek model
voor het geroddel, de grilligheid en tijdelijkheid van het ondermaanse,
terwijl de filosofie model staat voor het zuivere,
de eeuwigheid en de onuitsprekelijke verwondering.
Sindsdien kleeft aan de politiek een smerig imago
en wordt de wijsbegeerte door een aureool van hemelse verhevenheid omstraalt.
Politiek zou draaien om machtsspelletjes en het geweldsmonopolie van de staat.
Filosofie daarentegen, bloeit op rond een liefde voor een ongrijpbare wijsheid
die zich niet door macht verblinden laat.

Toch is dit een betreurenswaardige vertekening van de werkelijkheid.
De traumatische ervaring van de dood van zijn meester
heeft Plato verleidt tot een schets van filosofie, het politieke en ‘de’ waarheid
die rechtstreeks tegen de opvattingen van zijn meester ingaat.
Voor Socrates bestaat er geen absolute waarheid.
Waarheid is relatief en laat zich alleen in meervoud ontdekken,
in relatie met anderen, in ontmoeting en de dialoog met partners
of in gesprek met jezelf.

Waarheid is ook geen privézaak van heersers en koning-filosofen
die vervolgens aan anderen kan worden opgelegd.
Ze vooronderstelt een openbare ruimte, dat wil zeggen een publieke ruimte, waarin we elkaar als gelijken ontmoeten.

Volgens Socrates is het de kunst om het waarheidsgehalte van iedere opinie te ontdekken
en als een vroedvrouw uit de ander geboren te laten worden,
juist omdat we zelf ‘de’ waarheid niet in pacht hebben.
In de ontdekking van het waarheidsgehalte in de opinie van de ander
vinden we onze vrijheid en kunnen we ons tot verantwoordelijke burgers ontwikkelen
die gezamenlijk vorm geven aan het goede leven.
Niet eens en voor altijd, maar steeds weer opnieuw, stukje bij beetje.
Dat is de ware aard van het politieke
en het democratisch aanmodderen
dat daar onvermijdelijk bij hoort.
Precies dit wijsgerig ethos heeft Socrates ons,
over zijn graf heen, nagelaten.
En alleen vanuit deze inspiratie is een levende,
toekomst scheppende dialoog in de publieke ruimte mogelijk.
Ik heb gezegd.

 

 

Thema:
 

Uit de schaduw stappen

Overwegingen en lezingen, 9 juni 2013, door Jan Prij

Rotterdam, Bergsingelkerk 9 juni 2013
Lezingen: 1 Koningen 17:17-24; Lucas 7:11-17

Bestaat God wel ‘echt’?
Over deze vraag wordt veel nagedacht onder filosofen en theologen.
Het is niet zo’n bijbelse vraag
alsof God een grijpbaar ding of wezen is, die we in hokje kunnen stoppen.
Maar zo is het helemaal niet.
God is de Oneindige die niet in een beeld te vangen is.
God, zo zeggen de verhalen uit de bijbel, is de Eeuwige
die we niet naar ons eigen beeld kunnen manipuleren
Hij is de Levende die we niet moeten verengen
tot een doodse figuur uit een wassenbeeldenmuseum.

Lees verder »

Thema:
 

Boekbespreking in: Het Goede Leven 28 mei 2013 van Het jaar van het gevaarlijke dromen  van  Slavoj Žižek

Meestal treedt Europa op als toezichthouder van de mondiale kapitalistische ontwikkeling: soms flirt ze met de conservatieve verdediging van de traditie. Deze paden leiden volgens Žižek in zijn nieuwste boek ‘Het jaar van het gevaarlijke dromen’ allebei tot vergetelheid, tot de marginalisering van Europa. De enige manier waarop Europa uit deze impasse kan komen is het doen herleven van haar erfenis van radicale en universele emancipatie.

Lees verder »

Thema:
 

Vattimo voor pastores en pastoranten

Boekbesprekingen, 25 februari 2013, door Jan Prij

Bespreking van Gianni Vattimo Het woord is geest geworden. Filosofie van de secularisatie, O V P, 3 februari 2013  

Het ligt niet erg voor de hand om een werk van een theoretisch filosoof van toepassing te verklaren op de pastorale praktijk. Het werk van Vattimo valt in eerste instantie namelijk op doordat het leest als een wijsgerig boek voor collega-filosofen. Toch is het werk voor pastores uitermate interessant, niet in de laatste plaats omdat caritas voor hem het kritische kernbegrip is, waarmee de christelijke religie tot op de dag van vandaag de visie op de loop van de menselijke geschiedenis fundamenteel heeft veranderd. Hoe zit dat? En wat kunnen pastores van deze visie leren?

Lees verder »

Thema:
 

Artikel in VNO-NCW (2013) Vernieuwend Partnerschap
(voor de Bilderbergconferentie van 1 en 2 februari 2013)

1. Wat partnerschap vraagt

‘Vernieuwend Partnerschap’ is het thema van de Bilderbergconferentie van dit jaar. Het is een uitdagend thema dat een breuk vertegenwoordigt met een hiërarchisch en cynisch denken over economie en samenleving, waarbij alle zegen van boven komt, de machtigsten het voor het zeggen hebben en iedereen alleen maar op zijn eigenbelang let.

Lees verder »

Thema:
 

De bruiloft van Kana

Overwegingen en lezingen, 20 januari 2013, door Jan Prij

Rotterdam, Bergsingelkerk 20 januari 2013
Jesaja 62:1-5; Johannes 2-1-11

De bruiloft van Kana is een wonderlijk verhaal.
Niet alleen het gegeven dat water in kostelijke wijn wordt veranderd
maar ook nog eens dat om een enorme hoeveelheid wijn gaat
Het gaat om een omzetting van zes watervaten van 2 a 3 metrete,
zo’n 80 tot 120 liter per vat.

Lees verder »

Thema:
 

In andermans handen

Boekbesprekingen, 17 december 2012, door Jan Prij

Boekbespreking in Nieuw Rotterdams Kerkblad, december 2012
van  In andermans handen van Frits de Lange

Autonomie’ en ‘zorg’ zijn geen tegengestelde begrippen, maar hebben elkaar nodig. Deze uitdagende stellingname van ethicus en theoloog Frits de Lange, biedt broodnodige kritiek op de verwrongen opvatting van autonomie als zelfredzaamheid.

Lees verder »

Thema:
 

De Zwarte Zwadderneel

Overwegingen en lezingen, 12 december 2012, door Jan Prij

Rotterdam, Buurtkerk, 9 december 2012
Lezing: Maleachi 3:1-4 en Lucas 3:1-6 

Sommige van jullie kunnen ze vast wel: de avonturen van Olivier B. Bommel
en Tom Poes opgetekend door Marten Toonder.
Het is dit jaar 100 jaar geleden dat Marten Toonder in Rotterdam geboren werd
en vandaar dat er over zijn leven en werk nu veel te doen is.
Een van de meest boeiende figuren uit de verhalen van Marten Toonder is de Zwarte Zwadderneel. Op de kaft van een van de boeken die recent is uitgekomen, staat hij samen met heer Bommel afgebeeld, en als het goed is heeft iedereen een kopie van dat plaatje gekregen.

Lees verder »

Thema:
 

Artikel in Nieuw Rotterdams Kerkblad, november 2012 

Van de Griekse en ambivalente god Hermes valt veel te leren. Deze zoon en boodschapper van de oppergod Zeus biedt vooral ondernemers en theologen stof tot nadenken.  

Lees verder »

Thema:
 

De preek onder vuur

Publicaties, 4 november 2012, door Jan Prij

Artikel in Nieuw Rotterdams Kerkblad, oktober 2012

Op basis van hedendaags wetenschappelijk onderzoek ligt de preek onder vuur. De verkondiging zou niet meer aansluiten bij de vragen van deze tijd en daarom ‘bij de tijd’ moeten worden gebracht of misschien wel moeten verdwijnen ten gunste van andere vormen. Dit lijken mij nogal kortzichtige en voorbarige gedachten.

Lees verder »

Thema:
 

Predikanten 2.0

Publicaties, 13 september 2012, door Jan Prij

Artikel in Nieuw Rotterdams Kerkblad, september 2012

 

Er moet weer concreter gepraat worden over God, aldus een groep jonge (aspirant) predikanten in een kort manifest. Maar hoe zien de opstellers dat precies voor zich? De roep op duidelijkheid botst nogal met de ongrijpbare aard van het besprokene.

Lees verder »

Thema:
 

In gesprek met Gérard Franken: Ambulance verpleegkundige in NRK, augustus 2012

Agressief optreden tegen politie, leraren en ambulancepersoneel lijkt aan de orde van de dag. Hoe ga je om met agressief gedrag? Is er sprake van een gezagscrisis? NRK sprak over deze actuele kwestie met Gérard Franken, die als ambulance verpleegkundige werkzaam is in Rotterdam en Goeree-Overflakkee.

Lees verder »

Rotterdam, Bergsingelkerk 29 juli 2012
Lezing: Marcus 6: 45-52

Er zijn twee basisversies van het verhaal van Jezus die over het water loopt.
Dat van Mattheus en dat van Marcus. 

Lees verder »

Thema:
 

Kopland

Publicaties, 27 juli 2012, door Jan Prij

 

In de beschouwingen naar aanleiding van het overlijden van dichter Rutger Kopland werd  niet een keer het gedicht aangehaald dat naar mijn smaak toch echt zijn mooiste was. Al was het alleen maar omdat het gedicht ook de dichter typeert; iemand die wars was van grote woorden en massieve beelden die vastleggen hoe de dingen zogenaamd in elkaar zitten.

Lees verder »

Thema:
 

Bevlogen theologen

Boekbesprekingen, 25 juli 2012, door Jan Prij

Boekbespreking in: Nieuw Rotterdams Kerkblad, juli 2012
van Bevlogen theologen van Werkman en Van der Woude (red)

In de negentiende en twintigste eeuw hebben predikanten zich nadrukkelijk uitgesproken over de sociale kwesties van die tijd. Nu is het debat hierover  flets geworden. Bezinning op de eigen identiteit van de kerk staat voorop.  

Lees verder »

Thema:
 

Nacht van de theologie 2012

Publicaties, 30 juni 2012, door Jan Prij

Artikel in Nieuw Rotterdams Kerkblad juni 2012

 

Prominente theologen spreken zich uit tegen de verkerkelijking van het christendom

Huub Oosterhuis, Erik Borgman en Gerben Heitink zijn in de nacht van de theologie 2012 onderscheiden met respectievelijk de oeuvreprijs, de podiumprijs en de publicatieprijs. Ondanks enige opvallende verschillen in theologie en temperament zijn ze het over een ding roerend eens: de verkerkelijking van het christendom is een slechte zaak.

Lees verder »

Thema:
 

Vrolijke zwaarmoedigheid

Publicaties, 25 juni 2012, door Jan Prij

Ik houd van pessimistische denkers. Niets is zo vermoeiend en deprimerend als de optimistische doener. De optimist wordt gedreven door een activistisch geloof in de vooruitgang, ziet het positieve in alles en enkel kansen en mogelijkheden voor verdere ontplooiing. Omdat alles beter kan is er vreemd genoeg ook voortdurend sprake van onbehagen met de huidige stand van zaken.

Lees verder »

Thema:
 

Valkkoog, 17 juni 2012
Lezingen: Ezechiël 17:22-24, Marcus 4: 26-34

Het wonderbaarlijke van deze tekst is de enorme ontspannenheid die er uit straalt en die dwars tegen onze intuïties ingaat.
Wanneer het over het koninkrijk van God gaat, dan hoeven wij in eerste instantie niet zo bijzonder veel te doen of ons buitengewoon in te spannen.
‘Het is met het koninkrijk van God als met een mens die zaad uitstrooit op de aarde: hij slaapt en staat weer op, dag in dag uit, terwijl het zaad ontkiemt en opschiet, ook al weet hij niet hoe.’
De zaaier zaait, zaad ontkiemt en schiet op en groei uiteindelijk zomaar uit tot een grootse boom. Hoe daar kunnen we niet bij.  Het valt ons toe.
Het wordt ons tijdens onze slaap in alle rust schonken.

Lees verder »

Thema:
 

Wetenschap is wereldvreemd geworden

Publicaties, 30 mei 2012, door Jan Prij

Artikel in Nieuw Rotterdams Kerkblad, mei 2012

De afgelopen maand van de filosofie stond in het teken van ‘de ziel’. De hernieuwde belangstelling voor de ziel is opvallend. Wanneer we met een verwetenschappelijkte, functionalistische en reductionistische blik de werkelijkheid proberen te verklaren, is er voor de ziel geen plek meer. Maar wanneer we de persoonlijke ervaring laten spreken des te meer.

Lees verder »

Thema:
 

Boekbespreking in Christen Democratische Verkenningen, lente 2012
‘Je moet je leven veranderen’ van Peter Sloterdijk

De these dat de ‘grote verhalen’ zijn uitgestorven, is alleen al twijfelachtig omdat de filosoof Peter Sloterdijk ze is blijven schrijven. Al zijn boeken zijn te beschouwen als virtuoze pogingen om de tijdgeest in woorden te vatten en om nieuw licht te werpen op de loop van de wereldgeschiedenis aan de hand van  enkele welgekozen termen.

Lees verder »

Thema:
 

Eigentijds idealisme

Boekbesprekingen, 15 maart 2012, door Jan Prij

Boekbespreking in  Nieuw Rotterdams Kerkblad, maart 2012
van ‘De lage landen en het hogere ‘ van  Gabriël van den Brink (red)

In het vorige NRK is het boek Eigentijds idealisme besproken en gesignaleerd. In deze NRK nogmaals aandacht voor boek en het achterliggende onderzoek. Niet in de laatste plaats omdat deze werken een nieuwe interpretatie van het omstreden leerstuk van de Drie-eenheid mogelijk maken. Deze herinterpretatie werpt en passant licht op de door de auteurs gesignaleerde tweeslachtigheid rond vitalistische waarden binnen onze cultuur.

Lees verder »

Paulus als revolutionaire bevrijder

Publicaties, 1 maart 2012, door Jan Prij

Artikel in Nieuw Rotterdams Kerkblad, februari 2012

Velen hebben een negatief beeld over Paulus. Hij zou een vrouwonvriendelijke fanaticus zijn die boodschap van Jezus wel verspreid, maar niet zo goed begrepen heeft. Tegenwoordig komt er steeds vaker ruimte voor een ander beeld. Hierin staat Paulus aan de bron van een revolutionaire stroming in de geschiedenis die de universele ‘publieke liefde’ predikt. 

Lees verder »

Thema:
 

Boekbespreking in  Nieuw Rotterdams Kerkblad, maart 2012
van ‘Das Münchhausen Prinzip. Wie Sie sich am eigenen Schopf aus dem Sumpf ziehen’ van Marco von Münchhausen  

De inhoud van zelfhulpboeken kan behoorlijk onbarmhartig zijn. Toch schuiven sommige zelfhulpboeken een behoorlijk stukje op in de richting van de oeroude genade- literatuur en daarmee worden ze gelijk een stuk beter verteerbaar. 

Lees verder »

Tegen het cynisme

Boekbesprekingen, 15 februari 2012, door Jan Prij

Tegen het cynisme

Boekbespreking in  Nieuw Rotterdams Kerkblad, februari 2012
van ‘Eigentijds idealisme’  van Gabriël van den Brink (red)

Is Nederland cynisch geworden? ‘Nee’, betoogt Gabriël van den Brink op intrigeerde wijze in ‘eigentijds idealisme. Een afrekening met het cynisme in Nederland’.

Lees verder »

Thema:
 

Confessionele partijen maken God te klein

Publicaties, 15 december 2011, door Jan Prij

Artikel in Zicht, 2011-4, kwartaalblad Wetenschappelijk Instituut SGP, december 2011

De uitdaging voor de komende twintig jaar voor de confessionele partijen is te zoeken naar een verbreding van hun agenda. Ze dreigen in zichzelf gekeerde partijen te worden met weinig aantrekkingskracht voor potentiële nieuwe kiezers. God heeft een boodschap voor de wereld waarin christenen en niet christenen wonen. Het op alle vlakken serieus nemen van de norm van publieke gerechtigheid past daarbij.

Lees verder »

Thema:
 

Wees niet onverschillig!

Overwegingen en lezingen, 3 november 2011, door Jan Prij

Rotterdam, 30 oktober 2011
Lezingen: Spreuken 9:1-18 en Mattheüs 25:1-13

Het is  een ongemakkelijke tekst: de gelijkenis van de dwaze en wijze meisjes. Bij de vraag wat wijsheid of dwaasheid is, gaat het er blijkbaar behoorlijk om spannen. Dan doet het er echt toe wat je kiest. Hier nu eens geen gelegenheid om achterover te gaan leunen en ons te verheugen in de schier onuitputtelijke liefde en vergevingsgezindheid van de Eeuwige: er kan een moment komen dat het allemaal te laat is.

Lees verder »

Thema:
 

De onmogelijke weg van het geloof

Boekbesprekingen, 24 oktober 2011, door Jan Prij

Boekbespreking in Nieuw Rotterdams Kerkblad, oktober 2011
‘Weg uit het moeten’ van Just van Es

Veel geboden van het geloof hebben een onmogelijk karakter. Juist wanneer we ze met alle geweld proberen op te volgen, raken we de weg kwijt. Godsdienstfilosoof Just van Es schreef er met ‘Weg uit het moeten’ een boeiend boekje over.

Lees verder »

Thema:
 

Artikel in Filosofie & Praktijk, jaargang 32, nr. 2, zomer 2011

kopje theeJob Cohen noemde (als burgemeester van Amsterdam) theedrinken een ideaal bindmiddel om ‘de boel bij mekaar te houden’. Theedrinken staat volgens hem symbool voor fatsoen en gastvrijheid, een van de belangrijkste steunpilaren van onze samenleving. Maar voor Wilders en consorten is voor ‘theedrinken’ in de sfeer van het politieke geen plaats, theedrinken doe je thuis met vrienden en niet met vreemden en vijanden, theedrinken is ‘soft’ en staat voor gebrek aan daadkracht en een ontkenning van het gewelddadige karakter dat onvermijdelijk aan het politieke kleeft. Ook binnen de politieke filosofie neemt, geïnspireerd door de denkbeelden van Carl Schmitt, dit antagonistische machtsmodel gericht op vijandschap, conflict en de regulering van geweld een steeds belangrijker plaats in. Toch zouden we er goed aan doen de politieke deugd van het theedrinken weer te herontdekken. De politieke filosofie van Paul Ricoeur en Hannah Arendt kan ons daarbij behulpzaam zijn.

Lees verder »

Thema:
 

Je bent niet alleen

Overwegingen en lezingen, 10 juni 2011, door Jan Prij

Bergsingelkerk Rotterdam, 5 juni 2011
Lezingen: Ezechiël 39:21-29 en Johannes 16:33, 17:1-13

Het is net Hemelvaart geweest. Jezus is naar de Hemel opgevaren en laat zijn leerlingen alleen op aarde achter. Deze zondag heet daarom in de traditie van het kerkelijk jaar ‘Weeszondag’. Maar, zo luidt de boodschap van vandaag, je bent niet alleen. Je mag je, in Jezus naam, bij God geborgen weten. Laten we vandaag vooral kijken naar de tekst uit het Johannesevangelie. Dat gedeelte alleen al, is moeilijk genoeg. Menig predikant zal vandaag zijn tanden stukbijten op deze weerbarstige tekst, om over het armzalige lot van een lekenpreker die deze tekst te lijf wil gaan, maar te zwijgen. Laten we vooral kijken naar deze tekst, in de verwachting dat we inderdaad niet alleen zijn en dat tussen de woorden door de ruimhartige Geest van de Eeuwige mag waaien.

Lees verder »

Thema:
 

Het echte leven bestaat niet

Publicaties, 25 april 2011, door Jan Prij

Artikel in Nieuw Rotterdams Kerkblad, april 2011

Op 1 april werd voor de tiende keer op rij de maand van de filosofie geopend in boekhandel Donner. Het thema van dit jaar is ‘het echte leven’. Maar afgaande op de  betogen van Hans Achterhuis, Stine Jensen en Coen Simon bestaat het echte leven helemaal niet.

Lees verder »

Thema:
 

De verborgen zegeningen van islamisering

Publicaties, 20 februari 2011, door Jan Prij

Artikel in Nieuw Rotterdams Kerkblad, februari 2011

De PVV spreekt in uiterst negatieve termen over ‘de islamisering van Nederland’ en wil bij monde van Wilders ‘de waarheid spreken over de verderfelijke ideologie die islam heet’. Hoogste tijd om een ander, positief licht over de islamisering te laten schijnen.

Lees verder »

Thema:
 

Spreken over God

Publicaties, 20 januari 2011, door Jan Prij

Laffe PKN-nota stap terug in de tijd

 

Artikel in Nieuw Rotterdams Kerkblad, januari 2011

Afgelopen november heeft de Generale Synode van de PKN de nota Spreken over God uitgebracht. Het is een vreemde en teleurstellende nota. Vreemd, omdat daarin met een zekere trots het gesprek met criticasters niet wordt aangegaan. Teleurstellend, omdat met dit schrijven een beweging terug in de tijd wordt gemaakt, waarbij kerkdeuren niet open maar dicht gaan.

Lees verder »

Thema:
 

In gesprek met Ernst Hirsch Ballin, Aart Jan de Geus & Pieter van Geel, in CDV, winter 2010 

Ernst Hirsch Ballin, Aart Jan de Geus en Pieter van Geel waren minister en staatssecretaris in de kabinetten-Balkenende. Nu maken ze – afzonderlijk – de balans op van het regeringsbeleid van de afgelopen acht jaren. De successen op sociaaleconomisch terrein staan voor hen buiten kijf. Alle drie benadrukken hoezeer de langetermijnoriëntaties in de politiek steeds meer onder druk zijn komen te staan.

Lees verder »

Thema:
 

Hoe word ik gelukkig?

Boekbesprekingen, 29 december 2010, door Jan Prij

Boekbespreking in het Nieuw Rotterdams Kerkblad, december 2010
‘Hoe word ik gelukkig? Een zelfhulpboek’ van Guus Kuijer

Wie leert van een ander, over een ander, of met een ander, heeft een rijk leven. Wie zoekt naar de ziel van onze fascinerende wereld en niet te zeer naar zijn eigen ik, heeft een goede kans op geluk. God is daarbij niet nodig: de sleutelwoorden zijn interesse en passie. ‘Therapeuten willen nogal eens de nadruk leggen op ‘ontspannen’ en ‘loslaten’, terwijl het om inspannen en vasthouden gaat. Als u zich leeg voelt, stop er wat in. Als u uzelf wilt vinden, neem een ander in u op. Er staan hele bibliotheken voor u klaar. Concertzalen kijken hunkerend uit naar uw bezoek. De musea staan wagenwijd open. De theaters trappelen van ongeduld. En, voor ik het vergeet, misschien zit er in uw tuin of in het parkje om de hoek een rugstreeppad op u te wachten…’ Zo eindigt Guus Kuijer zijn Hoe word ik gelukkig? Een zelfhulpboek. Dit citaat en de introductie op dit stukje, die ik van de achterflap heb geplukt, geven een goede indruk van dit schitterende boekje voor onder de kerstboom. Het neemt niet alleen op lichtvoetige wijze de ‘zelfhulpindustrie’ op de hak, maar voegt daar ook op eigen-wijze iets zinnigs aan toe.

Lees verder »

Thema:
 

De gift

Publicaties, 26 november 2010, door Jan Prij

Artikel in Nieuw Rotterdams Kerkblad, november 2010

Achter veel nadenken over theologie schuilt de oermenselijke ervaring (die ‘gelovigen’ en ‘ongelovigen’ delen) dat het leven ons om niet geschonken is. Veel meer valt er denk ik niet over te zeggen. We moeten zeker niet proberen ons denken over God, kerk en wereld in een al te systematisch en gesloten keurslijf te stoppen.

Lees verder »

Thema:
 

Boekbespreking in Christen Democratische Verkenningen, herfst 2010

Karl Barth [1886-1968] wordt wel getypeerd als de theoloog van de 20e eeuw. Alleen al vanwege deze monumentale status is het terecht dat de uitgave van de Romeinen brief uit 1922 dit jaar voor het eerst in Nederlandse vertaling wordt uitgeven door Uitgeverij Boom, al zal Barth zelf ongetwijfeld met deze typering als ‘cultuurmonument’ bepaald niet blij zijn geweest. Juist hij schreef met zijn boek naar zijn gevoel dwars tegen de keer van de cultuur in.
Dat dat overigens vrijwel onmogelijk is, bleek ook uit de enorme weerklank die Barths werk kreeg, hetgeen voor Barth bepaald een ongemakkelijk gegeven was. ‘Het aanhoudende literaire en zakelijke succes van dit boek geeft mij te denken’ schrijft hij in het woord vooraf bij de vijfde editie. En dan in kenmerkende gepassioneerde stijl: ‘Ik meende indertijd, toen ik dit boek schreef, toch tegen de stroom in te zwemmen, op gesloten deuren te bonzen, niemand of maar heel weinigen naar de mond te praten. Heb ik mij daarin vergist? Wie kent zijn tijdgenoten, wie kent zichzelf helemaal?’

Lees verder »

Thema:
 

Goden breken

Boekbesprekingen, 29 september 2010, door Jan Prij

Boekbespreking in het Nieuw Rotterdams Kerkblad, september 2010
‘Goden breken’ van Marc De Kesel

Bij het monotheïsme staat niet zozeer het geloof, maar de geloofskritiek centraal. Dat is de basisintuïtie die achter alle elf essays in dit fascinerende maar lastige boek van de filosoof en theoloog Marc De Kesel. Volgens hem is het monotheïsme een kritische machine, bedoeld om goden te breken.

Lees verder »

Schagen, 25 juni 2010
Lezing: Mattheus 20:20-23

Bijna twee weken geleden zag ik het al helemaal voor me: Giovanni van Bronckhorst die de wereldbeker omhoog houdt als teken van de ultieme overwinning in het voetbal.  Voor een lang weekend bij mijn ouders op bezoek, had ik samen met mijn vader zelfs al een Oranje-shirt aangeschaft met het opschrift Wereldkampioen 2010 – Holland. Maar deze, nu op zijn minst wat voorbarig aandoende, uitdossing mocht helaas niet baten.

Lees verder »

Thema:
 

Zien met andere ogen

Publicaties, 20 juni 2010, door Jan Prij

Over de opleving van de natuurlijke theologie


Artikel in het Nieuw Rotterdams Kerkblad, j
uni 2010

De Zwitserse theoloog Karl Barth (1886-1968) was ongetwijfeld een van de belangrijkste theologen van de twintigste eeuw. Hij was degene die in fascinerende tirades het cultuurchristendom van de negentiende eeuw finaal aan diggelen sloeg. Barth keerde zich scherp tegen de natuurlijke theologie van liberale vakgenoten die meenden buiten de openbaring om, louter op grond van de rede en de bestudering van de werkelijkheid zelf, tot godskennis te kunnen komen.

Lees verder »

Thema:
 

Loflied op het lichaam

Boekbesprekingen, 31 maart 2010, door Jan Prij

Boekbespreking in het Nederlands Dagblad, 26 maart 2010
‘Fenomenologie van de waarneming’ door Maurice Merleau-Ponty, Uitgeverij Boom: Amsterdam, 2009, 636 blz.

Dat de bijbelse geschriften gelezen kunnen worden gelezen als een ode aan lichamelijkheid kan op het eerste gehoor bevreemding wekken. Zo is in het theologische denken vanouds een zekere lichaamsvijandigheid merkbaar. Je hoeft niet te weten dat volgens de klassieke kerkvader Augustinus (354-430) de erfzonde via seksuele gemeenschap van generatie op generatie wordt overgedragen, om nu nog te merken hoezeer de beleving van seksualiteit met zonde en de beheersing van lichamelijke driften met deugd is verbonden. Ook wijsgeren hebben vanouds weinig op met het lichaam, met uitzondering wellicht van het met de rede begiftigde hoofd. Toch is  er weinig reden om de rest van het lichaam niet uiterst serieus te nemen als bron van kennis en van christelijk geloof.  Lezing van het onlangs in het Nederlands vertaalde boek van de Franse filosoof Maurice Merleau-Ponty (1908-1961), getiteld ‘De fenomenologie van de waarneming’, opent de ogen voor een degelijke dwarse interpretatie.

Lees verder »

Thema:
 

In gesprek met Paul Frissen, in Christen Democratische Verkenningen, Amsterdam is Ameland niet, lente 2010

Voor verstandige politiek is het essentieel dat politici op afstand staan van het volk. Deze distantie is noodzakelijk om tegenwicht te kunnen bieden aan opdringerige politiek, overmatige regeldrift en controlezucht. Zelfs de lokale overheid bezwijkt steeds vaker voor deze machtige verleidingen. De ruimte voor verschil in de samenleving komt hierdoor steeds meer onder druk te staan. De leiderschapscultus en de opkomst van populistische partijen zorgen bovendien voor een benauwd politiek klimaat, waarin geen ruimte is voor verstandige afwegingen en het sluiten van noodzakelijke compromissen.

Lees verder »

Thema:
 

Boekbespreking in Christen Democratische Verkenningen, zomer 2006
‘Het krediet van het credo’ van Ger Groot

In Het krediet van het credo probeert de filosoof Ger Groot vanuit atheïstische overtuiging iets te begrijpen van de kracht en aantrekkelijkheid van de godsdienst. ‘Niet wat de gelovige gelooft, (zijn credo) is in mijn visie het doorslaggevende in de godsdienst als reëel en praktisch verschijnsel, maar de meerwaarde (het krediet) die de feitelijke praktijk aan het leven van de gelovige verleent.’ 1) Deze positie noemt Ger Groot (zelf opgegroeid in een rooms-katholiek milieu) ‘religieus materialisme’.

Lees verder »

Thema:
 

Ban het spook van Plato uit!

Boekbesprekingen, 1 juli 2006, door Jan Prij

Boekbespreking van ‘Leven met verschil. Menswaardige verscheidenheid in een tijd van botsende culturen’ in  Christen Democratische Verkenningen, zomer 2006

Religie: bron van geweld of van verzoening? Religie zou in essentie mensen met elkaar moeten verbinden tot een gemeenschap waar het goed leven is. Maar vaak staat religie voor tweespalt en conflict. Denk aan martelaren van het geloof die dood en verderf zaaien. Aan godsdienstige strijd over Jeruzalem dat als ontmoetingsplaats van verschillende religie nu niet bepaald de bedoeling van de ‘Hemelse Stad’ weerspiegelt. Of aan gewelddadige leerstelligheid in christelijke kerken, die eerder als een splijtzwam tussen mensen fungeert dan als een blijde boodschap voor eenieder. Religieus fundamentalisme is een probleem, maar dat betekent allerminst dat we religie daarmee gelijk in de beklaagdenbank moeten zetten.

Lees verder »

Thema:
 

Bergsingelkerk Rotterdam,  2 juli 2006
Lezingen:  Jesaja 58:7-10 en Lucas 20; 9-19

Ik las laatst met veel belangstelling het boek Hoe word ik een rat?
Het boek brengt de lezer de fijne kneepjes van het manipuleren en kleineren van collega’s bij.
Het beschrijft op toegankelijke en leerzame wijze de meest gore streken
en spoort de lezer aan op zelf ook ‘politieker’ te worden.
Welke belangen streven mensen na?
Over welke machtsbonnen kun je zelf eenvoudig beschikken?
Wat is je eigen niveau van ‘rattigheid?
Hoe vind je psychologische zwakheden van de tegenstrevers?
en niet onbelangrijk ook hoe kom je hogerop?

Lees verder »

Thema:
 

Lopen over water

Overwegingen en lezingen, 7 oktober 2005, door Jan Prij

Bergsingelkerk Rotterdam, 1 oktober 2005
Finalist met ‘Lopen over water’ bij de Nationale Lekenpreekwedstrijd 2005
Lezing: Mattheüs 14:22-33

Lees verder »

Thema:
 

De manager als intensieve boer

Boekbesprekingen, 1 juli 2005, door Jan Prij

Over uitmelk- strategieën en andere perverse effecten

Boekbespreking  van De Intensieve Menshouderij in: Christen Democratische Verkenningen, zomer 2005

‘Voor mij is dit boek het vergeten hoofdstuk van Images of Organization van Gareth Morgan, aldus Jaap Peters, een van de auteurs van ‘Intensieve  Menshouderij’ in de inleiding. 1) Gareth Morgan gebruikt in zijn beroemde internationale bestseller binnen de organisatiekundige literatuur verschillende metaforen om de organisatie te verbeelden.

Lees verder »

De Messias en het vrederijk

Overwegingen en lezingen, 10 oktober 2003, door Jan Prij

Bergsingelkerk Rotterdam, 4 oktober 2003
Finalist met ‘De Messias en het vrederijk’ bij de Nationale Lekenpreekwedstrijd 2003
Lezing: Jesaja 11:1-10

De Messias en het vrederijk, daar gaat het over vandaag. Tenminste, volgens de aanhef boven de NBG vertaling, die ik voor mijn preek – proeve heb gebruikt. Zo’n massieve aanhef, dat is nogal wat. Het zijn grote woorden en grote woorden zijn uit. Ze passen niet in deze tijd. Ze passen niet bij een realistische visie op het leven en de wereldpolitiek.

Lees verder »

Thema:
 

Passionele liefde

Overwegingen en lezingen, 15 juni 2000, door Jan Prij

Oecumenische Studentenkerk Rotterdam, 4 juni 2000
Lezingen
: Hooglied 5, II Samuel 11. 1-5, 14-15

Ik wil het hebben over  passionele liefde. Er zijn andere vormen van liefde, maar deze vorm van liefde is de heftigste, het rijkst aan verdriet, mislukkingen en ontgoochelingen. Eros is de naam bij de Grieken en Amor of Cupido bij de Romeinen. Gemis haar essentie en hartstocht haar hoogste top.

Lees verder »

Thema:
 

Oecumenische Studentenkerk Rotterdam, 21 mei  2000
Lezing: Exodus 19: 1-25

Het lijkt misschien vreemd om op basis van de geschiedenis van Mozes
de kunst van het spelen met ‘vuur’ te behandelen.
Ik bedoel: Mozes is toch in eerste instantie een waterman.

Lees verder »

Thema:
 

Hannah Arendt

Overwegingen en lezingen, 28 november 1998, door Jan Prij

Oecumenische Studentenkerk Rotterdam, 22 november 1998
Lezing: Lucas 5: 17-26

Ik zou veel verhalen kunnen vertellen over Hannah Arendt, deze Duitse Jodin uit het Königsberg van 1906, wier leven en werk diepgaand beïnvloed is door de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog. Die in deze oorlog het failliet zag van een filosofische traditie, waarbinnen vrijheid en verscheidenheid ontkend worden.

Lees verder »

Thema:
 

Augustinus

Publicaties, 1 september 1998, door Jan Prij

Inleiding Oecumenische Studentenkerk Rotterdam, 23 augustus 1998

Bij Augustinus denk ik in als eerste aan zijn strijd tegen de lust.
Of aan de erfzonde waarmee we grond van de geslachtsdaad ons nageslacht bevlekken
Augustinus lijkt dus niet bepaald de man om zin te krijgen en in zijn Belijdenissen doet hij uitgebreid verslag van zijn worsteling met eros. Soms als vrouwelijke lijfigheid mijn verbeelding streelt, schiet mij een korte doch krachtig bede van Augustinus te binnen: ‘O Heer, geef mij kuisheid, maar nu nog niet’.

Lees verder »

Thema:
 

Guido Gezelle

Publicaties, 7 februari 1998, door Jan Prij

Inleiding, Oecumenische Studentenkerk Rotterdam, 25 januari 1998

De  gedichten van Guido Gezelle, priester en mysticus uit het Brugge van de 19e eeuw maken op het eerste gezicht geen indruk op mij. De woorden waarin hij zijn zoeken en zuchten naar God verpakt, zijn niet direct mijn woorden. In een tijd waarin veel lijkt te draaien om het maken van een goede eerste indruk, kan dit doorgaan voor een vernietigend oordeel, maar dat zou toch wat al te snel zijn.

Lees verder »

Thema: