Aanraken en aanhaken

Overwegingen en lezingen, 18 december 2015, door Jan Prij

Overweging 5 juli 2015,  Bergsingelkerk Rotterdam
Lezingen Ezechiël 2: 1-7; Marcus 6:1-6

 

Een aanraking kan iemand genezen.
Iemand aan kunnen raken en zelf geraakt worden door iets of iemand.
In deze beweging zit misschien wel heel de genezing van de mens verschoven.
Aanraakbaarheid. We hoorden zoiets al in de lezing van vorige week.
De twaalf jaar bloedvloeiende vrouw hoeft zich niet meer onrein te voelen.
Ze raakt Jezus aan.
In deze mens is het heilige niet dodelijk ongenaakbaar
maar aanraakbaar geworden.
De vrouw mag zijn wie ze is. Een dochter van God, in plaats van een besmet iemand.
En in hetzelfde verhaal mag ook het dochtertje van Jaïrus, op eigen benen staan.
Bevrijdt van de verstikkende hand van haar vader,
niet meer als dochter van de overste van de synagoge,
levend in een glazen huis, maar als zichzelf.
Even beschermend als verstikkend heeft de hand van Jaïrus op het kind gerust. Jarenlang. Nu wordt zij door de aanraking van Jezus opgericht.
De lezingen van vandaag staan ook in dat licht.
En het is juist die door en door menselijkheid van het evangelie die weerstand oproept.
Niet alleen de aanraakbaarheid, de tastbaarheid en kwetsbaarheid ervan,
maar ook de aanhaakbaarheid: het gegeven dat het evangelie blijkbaar een zaak is van mensen als u en ik is die tot navolging, die tot inhaken, uitnodigt.
Juist het feit dat het goddelijke, het heilige een menselijk en gewoon. timmermansgezicht heeft gekregen roept weerstand op.

De mensen in zijn Vaderstad Nazareth zijn onder de indruk van Jezus woorden en werken. Maar zou hij een profeet van de allerhoogste kunnen zijn? Hij is van lage komaf, is er een van Jozef en Maria en heeft voor timmerman geleerd.
Ze kennen zijn broers en zusters. Er zijn er die, zo vertelt Nico ter Linden het, nog met hem op school gezeten hebben:
“Ze speelden verstoppertje in de werkplaats, timmerden hutten van oude banken, gapten sinaasappels in de boomgaard van de buurman. Is deze Jezus van God? Welnee hij is er gewoon een van ons!”

Jezus is van te dichtbij. En hij komt te dichtbij. Als hij een heilige is, dan zijn zij dat het ook! En wonderlijk genoeg is dat het precies wat Jezus staat te verkondigen: Dat zij kinderen van God zijn, meer nog dan kinderen van ouders. En dat zij de andere kinderen van God als hun broeders en zusters moeten liefhebben met een liefde die geen grenzen kent. Gezonden en zieken, braven en boeven, Jood en heiden, vriend en vijand mogen die liefde delen.

Nazareth schrikt. Zoals Jezus preekte wordt in een synagoge nooit over God en de mensen gesproken. Willen ze dat wel? Ja, hij kan wel beweren dat hij alleen maar zegt wat er in de Thora en profeten staat, maar dat wagen ze toch te betwijfelen: Wil hij die als jongen nog met zijn ezeltje door hun straten reed en die vervolgens vertrok omdat hij God wilde zoeken, nu aan zijn oude dorpelingen komen vertellen hoe ze moeten geloven en leven?
Wat verbeeldt hij zich wel? Laat hij maar gewoon doen: hij is niets meer dan zij.
Geen wonder dat hij in zijn thuisbasis geen wonderen doen. Zonder vertrouwen in de kracht van de goede boodschap geen genezingen. Zonder goeie aarde geen vruchten. Het moet wel van twee kanten komen.
Jezus verbaasde zich over hun ongeloof en tegelijkertijd is het ook weer niet zo verbazingwekkend. Het was in zijn dagen al spreekwoordelijk:
Een profeet wordt nooit in eigen land geregeerd.”
We willen ons niet laten gezeggen
hoe we moeten leven door iemand die een van ons is.
Het liefst gaan we uit van de mythe van de selfmade man,
dat we alles wat we in het leven bereikt hebben aan onszelf te danken hebben. Ook als dat overduidelijk niet zo is. We hebben vaak gewoon geluk gehad, alleen al omdat we in dit deel van de wereld geboren zijn en niet bijvoorbeeld in de Sahara of in Syrië.
Mensen over de hele wereld leveren hun bijdrage aan ons ontbijt en ons opstaan. Aan de koffie en de thee, de vruchtensap ie wij s’ morgens drinken,
het beleg op het brood dat wij eten, aan het maken van de handdoek in de douche.
Niet in de onkwetsbaarheid van selfmade mannen,
van ongenaakbare godenzonen die denken dat ze het helemaal gemaakt hebben in deze wereld, maar de kwetsbaarheid, het zelf bewogen en aangeraakt worden door het lot van de ander staat centraal in het evangelie. Daarin ligt de redding van de wereld besloten.

Zo’n boodschap is zo actueel als wat. Paus Franciscus hekelt in zijn deze week verschenen encycliek Laudato Si (Geprezen zijt Gij) over zorgzaamheid en liefde voor de schepping de wat hij noemt ‘mondialisering van de onverschilligheid’ die onze gemeenschappelijke toekomst bedreigt.
Als we ons niet meer laten raken door het lot van de ander,
door de kwetsbaarheid en de schoonheid van de schepping
en de ander of het andere alleen maar als een gebruiksvoorwerp zien gaat de schepping kapot.
Als we geen boodschap hebben aan elkaar, kunnen we beter gelijk het licht uit doen.
We moeten juist leren zien dat ons levenslot intiem met elkaar verbonden is als bewoners van een wereld, als broers en zussen van een God,
of we dat nu leuk vinden of niet.

We zijn vergeten dat wij zelf gemaakt zijn van de kernelementen van de kosmos (aarde, lucht, water en vuur) die wij nu dreigen te vernietigen aldus de Paus in zijn rondzendbrief, die ik hier wel durf aan te halen omdat hij zich richt tot ‘alle gelovigen en mensen van goede wil.’
Volgens Fransiscus moeten we volop erkennen
dat wij als het gaat om een betere omgang met de schepping en met elkaar
onderdeel van zowel het probleem en van mogelijke oplossingen zijn.
Niet geld of macht helpt de wereld vooruit naar een menswaardig bestaan,
maar liefde voor elkaar en voor de wereld die zo kostbaar en kwetsbaar is
als jij en ik als de aarde en het water dat wij zijn, de lucht die wij ademen
en het vuur dat ons bezielt.

De halsstarrigheid en de eigenzinnigheid van een volk dat denkt alleen af te kunnen, en die de afhankelijkheid van andere mensen en van de schepping zelf vergeet, daar keert ook profeet Ezechiël zich tegen.
Ezechiël is als jonge priester in 597 voor Christus in ballingschap naar Babel weg gevoerd. Vijf jaar later wordt hij in een droomgezicht tot profeet geroepen.
In zijn profetieën richt hij zich gedurende 20 jaren zowel tot de ballingen in Babylon als tot hen die in Juda zijn achtergebleven. Er is kennelijk voldoende verkeer over en weer. De wereld van toen is blijkbaar ook al heel erg met elkaar verbonden.
Dertig jaar is Ezechiël nu. Volgens de Thora van Mozes zou hij op deze leeftijd in volle rechten priester zijn geworden in Jeruzalem.
Hij lijkt zijn roeping misgelopen. Waarheen met zijn ziel?
En het geschiedde in het 30e jaar, in de 4e maand dat de hemelen zich openden en dat Ezechiël gezichten zag, visioenen van God…
Ook Ezechiël wordt op eigen benen gezet. Ook hij vindt zijn oorspronkelijke roeping terug.
Ook hier gaat het erom dat het volk of ze nu willen zien of horen of niet, bekend wordt gemaakt met de intieme verbodenheid van de Eeuwige met alles wat leeft.
Laat Ezechiël, als het niet onverschillige, net op eigen benen gezette mensenkind van de Eeuwige, dan ten minste het goede voorbeeld geven en niet ziende blind en horende doof zijn voor het hulpgeroep van anderen, voor de noodkreet van de kwetsbare aarde.
Doe je mond wijd open en eet:
En Ezechiël eet de boekrol op met klaagliederen en met gezucht en gesteun
(en zo staat er nog verderop, aar niet meer afgedrukt op de liturgie:
‘Ik opende mijn mond en liet mij die rol eten, zij was in mijn mond als honing zo zoet.’
Wanneer we het lot van anderen een deel van onszelf laten worden,
wanneer we de boekrol met klaagzangen werkelijk tot ons nemen
worden we er zelf door verkwikt en verruimd en minder egoïstisch.
Dan kunnen we van de nood een deugd maken
en tot gezamenlijke oplossingen komen.
Dan kunnen ongedachte oplossingen aan het licht komen
en wonderen geschieden.
Dan kan na het zuur werkelijk het zoet komen.
Voor al degene die in ellende zitten: voor vluchteling, weduwe en wees
Voor Europa waar landen egoïstisch zijn en aan hun eigenbelang denken
en niet aan een gemeenschappelijke toekomst
Dan kan er vrede komen in conflictgebieden
die wij nu via transacties met onze banken van wapens voorzien
omdat dat nu eenmaal geld en rendement op de spaarrekening oplevert
of omdat onze bemoeienis in oorlogsgebied
de winning van kostbare mineralen veilig stelt
waarop onze mobiele telefoons lopen
Wij zijn op de schepping van God als door een wereldwijd netwerk van relaties en door onze handelsverkeer intiem met elkaar verbonden zijn.
Zowel zij die van ‘veraf zijn’ en zij die van ‘te dichtbij’ komen
zijn letterlijk een van ons, zuster en broeder, kinderen van een Vader,
allen uit dezelfde klei getrokken als wij.
Wanneer we die elementaire verbondenheid negeren
of wanneer we dat alleen maar vervelend vinden omdat dat toch niet de bedoeling kan zijn, zullen er geen wonderen gebeuren
Wanneer we dat feit omarmen,
zal blijken dat de wonderen de wereld nog niet uit zijn.
Dan krijgt niet de boze geest, maar de heilige enthousiasmerende geest
grip op ons. Dan blijkt de kracht van het evangelie niet alleen in zijn raakbaarheid, maar ook in zijn aanhaakbaarheid te zitten.
Dan kunnen we zelf uitgezonden worden als volgelingen van de Eeuwige, aanhakend in zijn spoor, als zijn discipelen.
Dan blijk opeens dat we samen met anderen,
twee een twee het vermogen hebben te mogen werken
aan het bewaren van schepping
en het koesteren van de mensen als kinderen van God.
Die uitzending van de discipelen is het derde verhaal in het drieluik over de aanraakbaarheid en aanhaakbaarheid van het evangelie.
Het staat pas voor volgende week op het programma.
Maar deze relationele kracht, deze samenredzaamheid van mensen
ter bewaring van mens en Schepping is nu al bij U
in de enthousiasmerende geest van de Eeuwige
en in naam van Jezus, de timmermanszoon uit Nazareth
Zo moge het zijn.

 

Thema: