Wetenschap is wereldvreemd geworden

Publicaties, 30 mei 2012, door Jan Prij

Artikel in Nieuw Rotterdams Kerkblad, mei 2012

De afgelopen maand van de filosofie stond in het teken van ‘de ziel’. De hernieuwde belangstelling voor de ziel is opvallend. Wanneer we met een verwetenschappelijkte, functionalistische en reductionistische blik de werkelijkheid proberen te verklaren, is er voor de ziel geen plek meer. Maar wanneer we de persoonlijke ervaring laten spreken des te meer.

De ontzieling van de wetenschap
‘Wij zijn niets meer dan ons brein’ zegt neurowetenschapper Dick Swaab en ‘de ziel is een misvatting’. Maar jij kijkt mij toch aan Dick en niet een robot, reageer arts-filosoof Bert Keizer, auteur van Waar blijft de ziel? Dat is de pakkende intro van een debat tussen Swaab en Keizer in filosofiemagazine van april 2012 over de stelling ‘De ziel bestaat niet’. Swaab en  Keizer vertegenwoordigen twee belangrijke posities in het debat. Volgens de  een staat de ziel voor overbodige nonsense, wartaal en bijgeloof. Volgens de ander kunnen we de ziel niet zomaar straffeloos uit de wetenschap laten verdwijnen. Wanneer we ons verlaten op zo’n verwetenschappelijkt en reductionistisch wereldbeeld snijden we de beleving en de ervaring weg en dreigen we wereldvreemd te worden. Naast de reductionistische wetenschapsopvattingen vanuit de neurowetenschap zijn die vanuit de biologie en de economie populair. Zo stellen sommige biologen ten koste van realiteitszin dat we louter evolutionaire overlevingsmachines zijn en beweren invloedrijke denkers dat het in politiek en economie uiteindelijk om niets meer draait dan om macht en geld. De sociale werkelijkheid is gelukkig minder eenzijdig dan de functionalistische en boekhoudkundige maximes van de sociale wetenschappers ons willen doen geloven.

De ervaring van de ziel
In Windstilte van de ziel (2010) stelt Joke Hermsen: ‘Hoe sterk de ziel ook door de wetenschap en de filosofie van de afgelopen tweehonderd jaar veronachtzaamd of als onzin terzijde geschoven is, dezelfde ziel is niettemin springlevend gebleven in het taalgebruik. Onze taal zit kortom vol ziel, terwijl de ziel zelf onzegbaar is. Een ontzield lichaam. Op de ziel getrapt. Een zielloze voorstelling. Met je ziel onder de arm lopen. Een zielsverwantschap. Als een woord zo hardnekkig in de taal weet stand te houden, ondanks alle aanvallen die erop zijn uitgevoerd, dan moet er wel wat mee aan de hand zijn’
De ziel is volgens haar niet zo makkelijk uit te drijven omdat ze te nauw verbonden is met de menselijk ervaring, het lichaam, te zichtbaar in het gelaat van de ander. Hermsen: ‘Waarom denkt de mens al zo lang over de ziel na? Het enige antwoord daarop kan zijn: omdat hij de ziel ervaren heeft, bijvoorbeeld als hij tot tranen toe geraakt werd door een gezicht, een gebaar, een landschap, een muziekstuk of simpelweg door het suizen van de stilte. Maar ook als het zachtjes in hem begon te knagen en er een stem was die fluisterde: “Je moet weg”, of “Je moet je leven veranderen”. De mens ervaart iets wat hij niet kan waarnemen, noch benoemen of redeneren, maar wat hem wel degelijk beïnvloedt en motiveert. Hij voelt dit surplus als iets duisters en onoverkomelijks, maar ook als iets waaraan hij wel moet gehoorzamen wil hij degene worden die hij is’.
En Gerard Visser stelt in een filosofisch essay over de ziel uit 2009: ‘Wanneer we ‘onze ziel verkopen’ drukken we daarmee uit dat we afstand doen van onze  innerlijke en allerindividueelste roeping en bestemming.’ Dan kunnen we ons niet meer in de liefde met de wereld en met onszelf verbonden voelen. Zijn essay is getiteld Niets cadeau  naar het gelijknamige gedicht over de ziel van de Poolse dichteres en Nobelprijswinnaar WisŁawa Szymborska. Wanneer we dat gedicht goed lezen, kunnen we de ziel herkennen als dat onzegbare, menselijk surplus en als de verbindende en levenscheppende kracht die op geen enkel lijstje van neurobiologen en economen staat. Misschien drukt de ziel wel het geheim uit dat de mens in wezen een nietserig cadeau is en toch oneindig waardevol. Veel kostbaarder dan cijfers in kosten-batenanalyses ooit tot uitdrukking kunnen brengen. Wanneer we deze niet te vatten menselijke waardigheid voor onze wetenschappelijke beschouwingen overbodig verklaren en deze theorieën vervolgens voor ‘waar’ houden, raken wij van God en mens verlaten en blijven wij uiteindelijk met legen handen achter.

Jan Prij

Niets cadeau

Niets cadeau gekregen, alles te leen.
Ik zit tot over mijn oren in de schulden.
Ik zal met mezelf
voor mezelf moeten betalen,
mijn leven voor mijn leven geven

Het is nu eenmaal zo ingericht
dat het hart terug moet
en de lever terug moet
en elke vinger afzonderlijk.

Te laat om het contract te verbreken.
De schulden zullen worden geïnd,
het vel over de oren gehaald.

Op de wereld loop ik rond
in een menigte van andere schuldenaren.
Sommigen zijn verplicht
hun vleugels af te betalen.
Anderen moeten of ze willen of niet
hun blaadjes af rekenen.

Aan de debetzijde
staat elk weefsel in ons.
geen trilhaartje, geen steeltje
mogen we voorgoed behouden.

De lijst is uitputtend
en het ziet er naar uit
dat we met lege handen zullen achterblijven.

ik kan me niet herinneren
waar, wanneer en waarom
ik zo’n rekening heb laten openen.

Het protest ertegen
noemen we de ziel.
En dat is het enige
wat niet op de lijst staat.

(uit WisŁawa Szymborska, Uitzicht met zandkorrel. Een keuze uit de gedichten)

Thema: