Oecumenische Studentenkerk Rotterdam, 4 juni 2000
Lezingen: Hooglied 5, II Samuel 11. 1-5, 14-15
Ik wil het hebben over passionele liefde. Er zijn andere vormen van liefde, maar deze vorm van liefde is de heftigste, het rijkst aan verdriet, mislukkingen en ontgoochelingen. Eros is de naam bij de Grieken en Amor of Cupido bij de Romeinen. Gemis haar essentie en hartstocht haar hoogste top.
We kennen haar allemaal. Eros is de bron van het beste uit de wereldliteratuur, zoals de wanhopige liefde van Romeo voor Julia. Zij is ondraaglijke lichtheid van het bestaan, bron van oneindig veel creativiteit en de basis van veel persoonlijk lief en leed.
Bij mijn proeve van passie maak ik gebruik van het verhaal over de geboorte van Eros volgens Socrates.
Enkele vrienden zijn bijeengekomen voor een feestmaal bij Agathon die net succes heeft gehad met zijn eerste tragedie. Tijdens dat feestmaal wordt natuurlijk gegeten en gedronken. Maar bovenal wordt er gepraat door mannen onder elkaar die op zoek zijn naar een theoretische definitie van de liefde zonder dat daarbij overigens een onvertogen woord valt of dat het tot uitwisseling van persoonlijke ervaringen komt. De belangrijkste twee verhalen zijn van Aristophanes en van Socrates zelf. Socrates zet zich in zijn verhaal af tegen een verhaal over de liefde van Aristophanes dat heel bekend is geworden omdat het precies datgene vertelt over de liefde wat we willen horen
Dat verhaal gaat als volgt:
‘Kijk’, legt Aristophanes uit, ‘onze vroegere natuur was niet zoals nu. Onze voorouders waren immers samengesteld uit twee delen tenminste vergeleken met wat wij zijn, en toch waren ze een volmaakte eenheid wat wij niet langer zijn.
Van ieder mens was de vorm helemaal rond, met rug en zijden in een cirkel. Vier handen had hij, en evenveel benen als handen, en op een cirkelvormige nek twee gezichten die in alle opzichten gelijk waren en op die twee tegenover elkaar staande gezichten een schedel en vier oren, twee schaamdelen en verder alles zoals je je op grond hiervan wel kunt voorstellen.’
Daarom waren er niet twee, maar drie seksen, de mannelijke, met twee mannelijke geslachtsdelen, de vrouwelijke met twee vrouwelijke en de manwijven die waren samengesteld uit het mannelijke en het vrouwelijke.
Nu waren die mensen allemaal verschrikkelijk sterk en energiek en zo kwamen ze ertoe om te proberen de hemel te beklimmen om de goden aan te vallen. Dan besluit Zeus om ze, bij wijze van straf doormidden te snijden in de lengte
zoals je een ei doormidden snijdt.
Vroeger waren we volgens Aristophanes één maar nu zijn we van onszelf gescheiden voortdurend op zoek naar de helft die bij ons past. Dat wanhopige zoeken van ons, die begeerte noemen we liefde en wanneer liefde in vervulling is gegaan noemen we die toestand geluk. In die toestand zijn wij voorgoed verlost van onze eenzaamheid en hebben wij onze staat van oorspronkelijke eenheid weer bereikt. Het is een exclusieve liefde want ieder mens kan maar één enkele liefde ervaren, omdat hij per definitie maar één andere helft heeft. En het is een eeuwige liefde, behalve wanneer we ons vergist hebben, maar dat is dan natuurlijk niet de grote liefde gebleken.
Alle elementen uit onze stoutste dromen over liefde kunnen we terugvinden in deze mythe. Maar het is zeer de vraag of het beeld wel klopt.
Opvallend bijvoorbeeld zijn de overeenkomsten en de verschillen met het scheppingsverhaal waarin de mens ook oorspronkelijk één is met mannelijke en vrouwelijke elementen. Maar God ziet in deze enkelvoudige en ongedeelde mens
geen teken van overmatige kracht, maar juist een teken van tekort. Daarom neemt hij Adam een rib uit zijn lijf en schept daarmee voor hem iemand anders dan zichzelf.
Iemand waarmee hij een relatie kan aangaan een ‘tegenover’ voor de mens die roept en zoekt en antwoord geeft. In het scheppingsverhaal staat niet de herwonnen eenheid centraal, maar de vreugde in het onderlinge verschil. Bovendien is het verlangen naar elkaar altijd vermengd met pijn en smart en komt daar nooit een einde aan.
Zelfs het einde van het boek Hooglied, dat toch het tot stand komen van een gelukkige liefdesrelatie beschrijft staat in het teken van de onrust, van het verlangen naar vervulling dat blijft. Het beeld dat uit de bijbel naar voren komt is heel wat minder romantisch dan het beeld van de totale versmelting bij Aristophanes.
Ook Socrates schetst een veel minder rooskleurig beeld van de liefde. Daarbij lijkt hij aanvankelijk uit naam van zichzelf te spreken, maar dat is niet zo.Hij heeft de waarheid over de liefde niet zelf bedacht, maar van een vrouw gekregen die Diotima heet.Dit is wat Socrates overbrengt van haar boodschap:
Ten eerste zegt hij natuurlijk dat Aristophanes er niets van begrepen heeft. Liefde is geen vervulling, maar onvervuldheid en Eros kent geen rust van het eeuwige geluk in herwonnen eenheid. Eros heeft als de zoon van Rijkdom en Armoede de volgende eigenschappen: Hij is rusteloos, altijd op weg, woont overal en is nergens thuis. Naamloos schooiert liefde langs de wegen. Hij brengt altijd de nacht door op de grond slapend in de portieken en in de open lucht op straat, volgens de aard van zijn moeder altijd levend in gebrek.
Maar aan de andere kant heeft hij het net als zijn vader altijd gemunt op alles wat mooi en waardevol is. Hij is dapper en energiek en een groot jager. Op het ene moment van de dag wanneer hij succesvol is, bloeit en leeft hij, op het andere sterft hij, Wat hij verwerft wanneer hij succesvol is verdwijnt altijd weer.
Eros is geen liefde van rozengeur en maneschijn. Hij is ook als de eenzame, onverzadigde liefde. Hartstocht die radeloos maakt en verscheurt die doet smachten en die foltert, die in extase brengt en kluistert. Dat moet God wel heel bekend voorkomen.
Hij is zelf zo afgunstig wanneer zijn volk vreemd gaat met andere goden. Hij kent de Eros in zijn naakte en rauwe gedaante van liefde, de jaloezie en de dood, getuige de vele misdaden uit hartstocht die hij op zijn naam heeft staan. De Eeuwige is een wispelturige, humeurige en emotionele God die radeloos naar ons zoekt, zoals verwoord in het gedicht van Gerard Reve:
Eigenlijk geloof ik niets,
en twijfel ik aan alles, zelfs aan U
Maar soms, wanneer ik denk dat Gij waarachtig leeft,
dan denk ik, dat Gij liefde zijt en eenzaam,
en dat, in zelfde wanhoop, Gij mij zoekt
zoals ik U
Natuurlijk zit Eros ook achter de ziekmakende liefde uit het begin van het Hooglied
Het gulzige verlangen naar het lichaam van de ander stijgt als hete adem tussen de regels op.
Ik stond op om mijn geliefde open te doen,
mijn handen dropen van mirre,
mijn vingers van vloeiende mirre
op de greep van de grendel
Ik deed mijn geliefde open, maar mijn geliefde was weg, verdwenen!
Mijn ziel bezwijmde toen hij sprak,
ik zocht hem, maar ik vond hem niet,
ik riep hem, maar hij antwoordde niet.
Gelukkig loopt het Hooglied goed af
De hartstocht van de één wordt beantwoord door die van de ander
en bovenal wordt Eros tegen zichzelf beschermd door zoiets als vriendschap
de genegenheid en vreugde voor elkaar.
Want Eros kan ook nogal egoïstisch aangelegd zijn
Eros is een jager die de ander wil bezitten
niets staat de bevrediging van zijn behoeften in de weg.
Zelfs het welzijn van de beminde persoon niet.
David weet er alles van. Om Batseba te kunnen bezitten ruimt hij haar echtgenoot uit de weg door hem naar het front te sturen. Ongeacht het leed dat hij Batseba daarmee aandoet. Iedereen kan zich overigens inleven in het lijden en de hardheid van Eros. Als iemand bij je weg gaat om wat voor reden dan ook, dan doet dat pijn, dan bloedt het hart
Love hurts, zoals op humoristische wijze naar voren komt in het volgende gedicht van Levi Weemoedt
“….Ik belde eens, na een wanhoopsnacht
vol angst en liefdespijn
mijn beste vriend; waar of die dacht
dat mijn Jeanette kon zijn.
Ach! Ik had me weer eens op hol gebracht
om niks. Om mijn ziek brein.
Want daar klonk, slaperig, heel zacht
Jeanette over de lijn…”
Eros is, op zichzelf genomen, gedoemd te sterven en altijd op zoek zonder te vinden. Dat is waarschijnlijk ook de reden waarom in de bijbel geen apart woord voor Eros bestaat net zomin als er een apart woord in de bijbel bestaat voor de mens in enkelvoud. Het gaat altijd om de relatie tussen mensen. Deze kan natuurlijk aangewakkerd zijn door Eros
maar zal uiteindelijk in vriendschap een basis moeten hebben om duurzaam te kunnen zijn.
Vriendschap is: groeien in de vreugde voor elkaar zonder elkaar te willen bezitten
Juist vriendschap behoedt de Eros voor uitblussen en houdt het samenzijn levenslustig en spannend.
Samenvattend zien we dat de onbedwingbare Eros zijn eigen ondergang tegemoet gaat als hij niet wordt getemd door de aanwezigheid van vriendschap. Maar ook dat de hartstocht een bij de schepping ingeschapen kracht is
die levenslustig maakt en gretig en die het menselijk samenleven voortzet en garandeert. Eros heeft daarmee ook iets van een zoeken tussen twee uitersten, iets tussen het sterfelijke en het onsterfelijke het menselijke en het goddelijke in.
Dat is ook precies wat Diotema ons nog meer over de aard van Eros vertelt.
‘Eros is een demon’ legt zij uit, de grote vormgever, bemiddelaar tussen arm en rijk, tussen menselijk en goddelijk.
De activiteit van Eros is van nature gericht op ‘verwekken bij wat mooi is’ omdat een sterfelijk wezen in de verwekking iets eeuwigs en onsterfelijks vindt. Hij heeft daarmee een veel omvattender strekking dan alleen de seksuele aantrekkingskracht en behelst in feite het verlangen alles wat ons aan het hart gaat, productief te maken.
Met de demon Eros, bedoelt Diotima dus niet iets duivels, integendeel, zelfs. We moeten dus ook niet de fout maken lichamelijke wellust als iets duivels te zien. Precies deze fout is gemaakt in de geschiedenis van de theologie en filosofie.
De lichaamsvijandigheid begint eigenlijk al bij Plato die Socrates’ verhaal over Eros heeft opgeschreven
Aan het slot van het verhaal over Eros, waar Plato van harte mee instemt, blijkt bijvoorbeeld al dat we de Eros alleen maar kunnen redden van de ondergang door haar uiteindelijk juist te ontdoen van alle lichamelijkheid
in een overstijgende liefde voor het ware, schone en het goede. En in Plato’s eigen filosofie vinden wij een scherpe scheiding tussen lichaam en ziel, tussen het zinnelijke en het bovenzinnelijke, waarbij het laatste duidelijk superieur is aan het eerste.
Berucht zijn natuurlijk ook de lichaams- en vrouwvijandige beschouwingen bij Augustinus die vrouwen zorgden er tenslotte steeds maar weer voor dat hij zo opgewonden raakte. Niets haalt de mannelijke geest zo van zijn hoogten naar beneden dan het liefkozen van een vrouw; Aldus de conclusie van deze kerkvader.
De vrouwonvriendelijkheid in de filosofie leeft voort tot aan moderne filosofen en tot aan de kerkgeschiedenis van vandaag bijvoorbeeld in de strijd tegen het vrouwelijke priesterschap. Want vrouwen zijn mislukte mannen, dochters van Eva en invalspoorten van de duivel.
Het is ook niet toevallig dat Socrates de wijsheid van de liefde van een vrouw heeft en dat in het Hooglied de vrouw een hoofdrol speelt.Het dualisme, de strikte scheiding tussen hemel en aarde, geest en lichaam, god en mens is toch echt een uitvinding van mannen om de wereld overzichtelijk te houden. Het zijn de mannen, de wachters van de muren uit het Hooglied, die de vrouw te lijf gaan en haar onbeheersbare passie eruit willen rammen. Alleen zij schijnt te weten dat verlangen naar haar man, iets van de hemel en van aarde in zich draagt.
Als Eros iets is tussen hemel en aarde is, gericht op ‘het verwekken bij wat mooi is’ moeten we natuurlijk ook niet in het andere uiterste vervallen en Eros in de vorm van de seksuele opwinding zelf tot God te maken.
Zo zijn er mensen die heil verwachten, van een optimale seksuele beleving in alle ongeremdheid. Een goed voorbeeld is de therapie van Wilhelm Reich. Deze leerling van Freud probeerde zijn patiënten vooral tot het perfecte orgasme te laten komen.Zo kon hij hen, zo dacht hij, bevrijden van alle neurosen. Een ander voorbeeld is de idee van vrije seks uit de jaren zestig Love, peace and happiness op de vleugels van de lust.
Of in de overwegend mannelijke literatuur, waarin de seksuele aantrekkingskracht van vrouwen, grootse en mysterieuze proporties krijgt. Of het nu Henry Miller is, Philip Roth of de verheerlijking van de prostituee bij de filosoof Bataille
overal zien zij venusheuvels opdoemen. Overrompelend alomtegenwoordig onverkwikkelijk en onbereikbaar als een heilige graal
De verheerlijking van het zinnelijk genot, zien we ook als wij ons koste wat het kost, elke week willen overgeven aan de genoegens van het lichaam in houseparties en bungee-jumpen of wat dan ook. We willen de totale overgave aan zinnelijke ervaringen binnen handbereik. Maar dat is niet mogelijk. Het is de tragiek van de moderne feestganger die zich op commando helemaal laat gaan op de golven van de trip, de roes van drug en drank. Ook dat is vluchten voor waar het werkelijk om gaat bij Eros.
Vluchten voor hartstochtelijk leven, voor het productief maken van al datgene wat ons werkelijk aan het hart gaat, voor verbinding van lichaam en geest. Bij Eros draait het om precies datgene wat in de kern religie is. Het verbinden van hemel en aarde door al onze grootste verlangens vorm te geven, in de concreetheid en de lichamelijkheid van ons sterfelijke leven. Juist bij Eros moeten wij ‘naakt’ en met lege handen durven staan, niet gebiologeerd door resultaat.
Diotima’s typering van Eros als zoon van Rijkdom en Armoede kan daarmee ook heel goed als een mythische beschrijving van meesterschap aangeduid worden:
De meester is in staat zich niet te verdedigen, zich niet te wapenen in een teveel of een te weinig, maar vrij en open te blijven. Alleen diegene die dat aandurft, die voluit arm en menselijk weet te zijn, die datgene waarin hij succes heeft niet fixeert maar weer durft los te laten, kan boven zichzelf uitgetild worden, zijn goddelijke afkomst proeven en zelf in vorm komen. Dat is wat liefde met je doet, ze laat je rijk worden doordat je arm kunt zijn, ze laat je godgelijk worden doordat je menselijkheid toelaat.
Zo moge het zijn.