Oecumenische Studentenkerk Rotterdam, 22 november 1998
Lezing: Lucas 5: 17-26
Ik zou veel verhalen kunnen vertellen over Hannah Arendt, deze Duitse Jodin uit het Königsberg van 1906, wier leven en werk diepgaand beïnvloed is door de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog. Die in deze oorlog het failliet zag van een filosofische traditie, waarbinnen vrijheid en verscheidenheid ontkend worden.
Ik zou kunnen verhalen over de oorlog die zij aan den lijve ondervond. Haar persoonlijke betrokkenheid bij de Joodse Zaak. Haar vlucht naar Frankrijk in 1933 en haar verblijf in Amerika. Haar vergeefse inzet voor een samenleven van Joden en Palestijnen in federatief verband. Maar het zou mijn verhaal niet zijn.
Ik zou van haar een verschijning van vlees en bloed kunnen maken, door haar te beschrijven als een 18-jarig meisje. Door te vertellen over hoe dol zij was op grote dichters als Goethe en Rilke en de hoogtepunten van de Griekse literatuur die zij uit haar hoofd kende. Over het werk van Kierkegaard dat ze verslond en het werk van Kant, die in dezelfde stad als zij opgegroeid was en die later in Hannah’s eigen geschriften overal aanwezig zou zijn.
Ik zou kunnen vertellen over hoe verlegen en gevoelig zij was en hoe wars van conformisme. Over de gedichten die ze schreef, haar gevoelens van angst en vervreemding, van melancholie en uiteindelijk haar aanvaarding van het leven, ondanks alles. Eigenlijk moet dat ook wil ik haar recht doen, want hoe kunnen abstracte ideeën ons dragen? Wat hebben wij aan ideeën als het goede, schone en ware? Alleen vleesgeworden woorden kunnen ons verder helpen. Alleen in de concreetheid van een vluchtig mensenleven schemert iets door dat zin geeft.
Eigenlijk zou ik daarom ook iets moeten vertellen over haar grote leermeesters, over bijzondere vrienden en haar tragische liefdes. Maar zo’n levensbeschrijving zou mijn verhaal niet zijn.
Ik wil vooral iets zeggen over mijn liefde voor haar. Over waarom haar leven en werk mij zo inspireert. Dat is mijn verhaal, maar het is een onmogelijk verhaal. Zoiets uitleggen kan enkel op een teleurstelling uitlopen. Het is alsof je zou moeten uitleggen waarom je van je geliefde houdt. En dan ga ik nog voor het gemak aan het ongerijmde gegeven voorbij, dat het hier om passie gaat voor een dode die ik nooit gekend heb. Zeg nu zelf: niets is vreemder aanstootgevender en onverklaarbaarder dan dat.
Maar wat moet ik anders zeggen? We lezen de bijbelverhalen toch ook niet als een biografie over God of als een filosofische ideeëngeschiedenis? We vertellen elkaar toch ook steeds weer onmogelijke verhalen over doden die niet dood zijn? Hannah Arendt raakt mij om haar kritiek op een wereld van louter nut en noodzaak. Om haar oog voor de uniekheid van mensen en het wonder van het bestaan. Om haar levensaanvaarding ondanks alle tragiek. Om het in de puntige taal van een klassieke protestantse preek te zeggen: Zij spreekt mij aan om wat ze te melden heeft over schuld, verlossing en dankbaarheid. Precies punten die Arendt zelf naar voren haalt in haar eigen beschouwing over Lucas 5 in The Human Condition.
Schuld hoort gewoon bij een waarlijk menselijk samenleven. We zeggen allemaal dingen die totaal verkeerd uitpakken en beginnen zaken waarvan we de consequenties nooit helemaal kunnen overzien: “De mensen hebben altijd al geweten dat hij die handelt, nooit precies weet hij doet en dat hij daarmee de schuld op zich laadt van onbedoelde consequenties”, zegt Arendt.
We zijn geen meester over ons eigen lot, omdat we gelukkig niet alleen op de wereld, maar samen met andere mensen leven. De menselijke vrijheid betekent ook leven in een onvoorspelbare en onberekenbare wereld. Het is een vrijheid die daarom veelal verdacht is geweest. Het botst immers met het menselijke streven de zaken in de hand te houden. Om de menselijke soevereiniteit weer terug te krijgen, hebben mensen geprobeerd de vrijheid weg te redeneren. Door een scheiding te maken tussen uitvoerders en opdrachtgevers bijvoorbeeld, of door een redeneertrant waarbij de modelmensen belangrijker zijn dan echte mensen. Door een eenheidsdenken, waarbij de essentie van dingen belangrijker is dan de veelheid aan verschijningsvormen. Waar de wereld achter de dingen belangrijker is dan de wereld zelf. Waar de kern belangrijker is dan de franje. Maar daarmee is het kwaad op systematische en grootschalige wijze met onze wereld verbonden geraakt.
Hannah Arendt is één van de eersten geweest, die een verband heeft gelegd tussen zo’n soort denken en het geweld van totalitaire systemen. Wanneer we de vrijheid van mensen ontkennen, wanneer er alleen nog modelmensen zijn en andersoortigen monddood worden gemaakt, dan resteren de onverbiddelijke wetten van de logica de ijzeren wetten van ras, bloed en bodem in het nazisme. De noodzakelijke historische wetmatigheden van het marxisme en de alomvattende logica van marktwetten van nut en noodzaak. Het is het geweld van het modelbed van Procrustus.
Het verhaal van de rover, die zijn voorbijgangers de maat nam. Als ze te kort waren, rekte hij ze met geweld uit tot bedlengte. Waren ze te lang, dan zaagde hij de uitstekende delen daarvan af. Het is de terreur van een denken dat geen denken is, maar een ideologie. Waar geen ruimte is voor afwijking of voor openbaar debat over een bed op maat. Het tragische is dat niemand binnen het systeem in de gaten heeft wat voor een kwaad hier verricht wordt. Niemand komt op de gedachte dat er iets niet klopt. Alleen de slachtoffers natuurlijk, maar voor hen is het te laat. Als absoluut schrikbeeld van de totalitaire catastrofe gelden voor Arendt de gaskamers van Auschwitz.
Het schokkende is dat de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog niet voortkwamen uit mensen die moedwillig kwaad deden. Het is niet verhaal van moedwillig kwaad waar we niet onderuit kunnen, waar geen vergeving tegenop kan. Het is het gedachteloze kwaad van hij die niet weet wat hij doet. In een geruchtmakend verslag over het proces Eichmann in Jeruzalem vertelt Hannah Arendt het verhaal van een technicus die zich van geen kwaad bewust was. Voor Eichmann was Auschwitz gewoon een afvalverwerkingsfabriek waarbinnen hij zijn taak vervulde, tot volle tevredenheid van de opdrachtgevers.
Eichmann was een liefhebbende echtgenoot en vader en vervulde trouw zijn godsdienstige plichten. En als hij ‘s avonds thuiskwam en zijn vrouw vroeg hoe het was gegaan, antwoordde hij terwijl hij zijn vrouw kuste : Uitstekend! Het loopt als een trein! Hij had geen bijzondere hekel aan Joden en zou het karwei met hetzelfde soort enthousiasme hebben uitgevoerd, als het niet om Joden was gegaan maar om vlooien, kevers, of een bijzonder soort kiezelstenen. Tot op het laatste moment wilde het hem maar niet duidelijk worden wat er met zo’n leven mis zou kunnen zijn. Het is volgens Hannah Arendt de banaliteit van het kwaad in optima forma.
Het voorbeeld van iemand met totaal gebrek aan geestelijke verbeeldingskracht en kritisch vermogen. Vergelijkbaar gebrek aan verbeeldingskracht treffen we aan bij de economische modelmens, die alleen maar in termen van nut en noodzaak kan denken. Het doet me denken aan het satirisch programma Monthy Python. Een zekere meneer Ford probeert van een bankier een gift voor een goed doel los te krijgen. De Bankier zegt: Het spijt me vreselijk, maar ik begrijp het niet. Kunt u nog eens precies uitleggen wat u wilt? Wel, ik wil dat u mij een pond geeft en dan ga ik weg en geef het aan de weeskinderen. Ja, en? Wel dat is alles. Ik kan u absoluut niet volgen. Ik bedoel ik wil niet stompzinnig lijken, maar het komt mij voor dat ik op het hele zaakje een pond verlies.
Gelukkig dat we de situatie nog lachwekkend vinden. Maar hoe komt het toch dat ik het systematische kwaad zo goed herken? Het kwaad van een strikt functioneel verantwoordelijkheidsbesef en van een ontbrekend debat over datgene wat die functionele verantwoordelijkheden overstijgt. Van mensen als u en ik, die niet verder kunnen kijken dan hun taak lang is. Mensen die de prijs van alles weten, maar de waarde ervan niet. Het is het kwaad van nut en noodzaak dat ons denken regeert. Het kwaad van gebrek aan antwoord op de vraag naar het nut van nut.
Volgens Arendt kunnen alleen verhalen die wij elkaar vertellen onze fantasie en verbeeldingskracht sterken. Alleen goede verhalen kunnen ons zicht geven op verlossing en dankbaarheid, temidden van een gebroken wereld. Zoals het evangelieverhaal een perfecte illustratie is van wonderlijk en waarlijk mensenleven, dat meer is dan nut en noodzaak. Het is het verhaal van Jezus, die in de openbare ruimte onderwijs geeft, het debat zoekt over zaken van waarde en die in het openbaar genezingen verricht.
Het verhaal uit Lucas 5 is ook het verhaal van die vrienden. Vrienden door dik en dun, dat merk je zo. Ze nemen het letterlijk voor hun maat op en dragen hem naar Jezus toe. Zo gaat dat natuurlijk, samenleven kun je niet alleen. De vrienden willen de verlamde naar Jezus brengen, maar een massamenigte dwarsboomt dat plan. Ze hadden het nog wel zo mooi bedacht, door met z’n allen naar deze beroemde wonderdokter te gaan. En dan ineens zien de vrienden het open dak als onverwachte uitweg. Ze gaan het dak op en laten de lamme met bed en al zakken voor de voeten van Jezus. Dat dat zo kon, was nog nooit eerder bij hen opgekomen, maar plots ingegeven door de aandacht voor hun vriend. Zo durven zij via het dak een nieuw begin te maken. Op hoop van zegen, zonder stabiele grond onder de voeten.
Wat ook opvalt is die enorme mensenmassa. Het zijn aandachtige luisteraars naar het onderricht van Jezus en mensen die om genezing smeken. Het is daarbij verleidelijk Jezus voor te stellen als iemand die gigantisch druk aan het werk is. Ik zie al zo’n Jezus voor me die gebukt gaat onder stress van het werk van zijn handen. Een Jezus, die je op een gegeven moment in zijn schaarse vrije tijd laat verzuchten: … zo, en nu eerst een Bavaria … Maar dan lezen we volgens mij met verkeerde ogen. Want wat is dan het werk dat hij achterlaat, het product van zijn handen? Het is nergens te zien.
Voor de goede orde: natuurlijk er zijn ook momenten dat het hem teveel wordt. Maar niet vanwege de stress, maar om passie voor mensen, die niet zien waar het werkelijk om gaat. Jezus doet enkel goed, aan liefdewerk en daar zie je nooit wat van. Liefde is ongrijpbaar. Om met Gererd Reve te spreken: van de liefde kan niemand zeggen wat zij is, noch kan men er in enige winkel, fabriek of laboratorium ook maar een milligram van bemachtigen.
Heeft de verschijning van Jezus ooit iets tastbaars achtergelaten? Hij heeft enkel wat woorden gezegd die voorbijgaan en daden verricht zonder spoor. Hij heeft zelfs geen eigen boek geschreven en na zijn dood restte het lege graf. Het is niet toevallig zegt Arendt, dat voorbeelden van waarlijk menselijke activiteiten geen spoor achterlaten. Wat zien we bijvoorbeeld terug van een verkwikkend gesprek? Wat bewaren we van de klanken van muziek?
Waarom toch steeds weer die nutteloze woorden? Waarom voor de lamme geen gezond stel benen om goed te kunnen functioneren? Dan hoeven die anderen ook niet zo veel aandacht aan hem te besteden. Dat scheelt tijd en tijd is geld tenslotte. Het is de harde logica van de tijdspaarder uit een verhaal van Michael Ende.
… “Maar beste man” antwoordde de agent en trok zijn wenkbrauwen op. U weet toch wel, hoe u tijd spaart! U moet bijvoorbeeld gewoon sneller werken en al het overbodige weglaten. In plaats van een half uur besteedt u nu een kwartier aan een klant. U voorkomt tijdrovende gesprekken. U kort het uur bij uw oude moeder in tot een half uur. Het beste zou trouwens zijn om haar in een goed en goedkoop bejaardenhuis te stoppen, waar voor haar gezorgd wordt. Dan hebt u al een heel uur per dag gewonnen.
Doe uw nutteloze parkiet weg! Ga nog maar eens in de veertien dagen naar juffrouw Daria toe, als het dan per sé moet. Laat u de dagoverdenking van een kwartier wegvallen en verspilt u voor alles uw kostbare tijd niet meer zo vaak aan zingen lezen of aan uw zogenaamde vrienden. Ik raad u overigens aan een grote betrouwbare klok in uw zaak te hangen, zodat u het werk van uw leerjongen nauwkeurig kunt controleren” …
“Niemand scheen te merken, dat hij – doordat hij tijd spaarde – in werkelijkheid iets heel anders spaarde. Niemand wilde bekennen, dat zijn leven steeds armer, steeds gelijkvormiger en steeds kouder werd. Maar de kinderen voelden het maar al te duidelijk want ook voor hen had niemand nu meer tijd. Maar tijd is leven. En het leven woont in het hart. En hoe meer de mensen daarop bespaarden, hoe minder ze ervan hadden” …
Jezus wist dat als geen ander. Niemand kan tijd sparen. Niemand kan een el toevoegen of afdoen aan zijn geschonken leven hier op aarde. Hij had trouwens ook geen functioneel verantwoordelijkheidsgevoel. Geen tas met 1e eeuwse varianten van kunstheupen, benen, oren, ogen en neuzen. Geen apart recept voor elke functie van het mensenlichaam.
Maar nog even terug naar het verhaal. Zijn we niet om de hete brei heen gelopen? Wordt de lamme hier niet op een ongelooflijke manier de les gelezen? Jezus zegt: Vriend, uw zonden zijn u vergeven. Wat krijgen we nu! Ik zag die lamme zo weer lopen, verlost van zijn handicap en in plaats daarvan krijgen we toch niet een verhaal over schuld en boete? Zo’n lezing gaat geheel tegen Jezus’ prediking in en kan dus niet goed zijn.
Nee, blijkbaar is hier iets anders aan de hand en gaat het niet om de gezondmaking van het lichaam naar de maat van ideale vormen. Het eigenlijke wonder van het verhaal is niet de genezing, maar de vergeving, die Jezus aanreikt als menselijke activiteit bij uitstek om het met elkaar uit te kunnen houden. Voor mensen als hij, verlamd door wat eens is geschied. Gebonden aan een keten van voldongen feiten.
Zonder vergeving geen verlossing. Het wonder is, dat het de verlossing is van de modelmens. De lamme hoeft geen modelmens te worden, hoeft geen kunstbenen te hebben. Hij krijgt iets dat veel ontastbaarder en waardevoller is: bevestiging van zinvol bestaan. Dat hij er zijn mag als toevallig wezen op aarde, kostbaar en waardevol voor eeuwig. Het eigenlijke wonder is, dat Jezus van het bed van de lamme geen Procrustusbed maakt. Dat is de genezing van de mens
Bij dit gebeuren staat de wetenschap paf. Volgens de wetenschap is deze mens, elke mens, een toevalligheid, een geval van ruis op de statistische wetten van de waarschijnlijkheid. Hij had er evengoed niet kunnen zijn. Net zoals het leven op aarde bestaat tegen de overweldigende getuigenis in van de waarschijnlijkheidswetten. Maar ze kunnen de lamme nog meer vertellen. Het leven is een wonder, zoals elke baby een wonder is, dat niet dwingend uit enige heen-en-weer-bewegingen valt af te leiden. En elk nieuw begin van mensen is als wonder van nieuwe geboorte, dat niet uit het verleden valt af te leiden. Hijzelf is een wonder, een wezen vol betekenis en hij prijst God vol dankbaarheid.
Betekent dit verhaal nu dat we elkaar dus maar moeten vergeven omdat het zo geschreven staat? Nee dus. Het is allemaal ‘rijk van de vrijheid’. Onverklaarbare zaken die we niet kunnen afdwingen. Vergeving is een geschenk, net als de liefde. We kunnen niet gedwongen worden van iemand te houden, of om iemand te vergeven. Een gift kunnen we de ander ook niet afdwingen. We kunnen de bankier niet dwingen een pond aan een goed doel af te staan. We hoeven niet lief te hebben om ons toch te kunnen voortplanten. We hoeven elkaar niet te vergeven om toch de dagen door te komen. We hoeven niet meer dan het noodzakelijke te doen. Maar als we dat doen, is het als een wonder van liefde, dat ons zelf overkomt. Dan tarten wij de macht van het gedachteloze kwaad en leven wij als vrije mensen.
Laten we liefdeswegen bewandelen en daken beklimmen. Laten we steeds opnieuw beginnen. Laten we elkaar verhalen vertellen, die ons geweten wekken en onze zintuigen richten op zinvol bestaan. Laat ons de lof zingen op die wonderlijk vluchtige verschijning die zei: “Vader vergeef het hun, want zij weten niet wat ze doen.”