Lopen over water

Overwegingen en lezingen, 7 oktober 2005, door Jan Prij

Bergsingelkerk Rotterdam, 1 oktober 2005
Finalist met ‘Lopen over water’ bij de Nationale Lekenpreekwedstrijd 2005
Lezing: Mattheüs 14:22-33

Theo van de Leur dichtte eens het volgende gedicht. Het heet ‘Grafschrift’:

Hij rustte in vrede
Jacobus van Loenen.
Op zekere dag
viel hij in het kanaal
op weg naar de tandarts
met lood in de schoenen
en juist dat gewicht
werd Jacobus fataal.

Jacobus ging ten onder aan zwaarmoedigheid. We kunnen uit het verloop van het gedicht vermoeden dat hij zich normalerwijze prima had kunnen redden, door zwemmend weer de kant te bereiken bijvoorbeeld. Maar zijn hartgrondig innerlijk verzet tegen het bezoek aan de tandarts, zijn lood in de schoenen, – of zo u wilt – de steen in de maag, of het pap in de benen om het mogelijk gaatje in de kiezen en de boor die dan volgt met deze vermoede smart, wordt hem te veel.

Het is een herkenbaar beeld. Vooral mannen hebben soms een overdreven angst voor de tandarts en krimpen in de stoel tot zielige hoopjes ellende ineen. Maar misschien is het wel zo fair om te zeggen dat in ieder van ons een Jacobus van Loenen huist, spreekwoordelijk goed uitgedrukt in de spreuk: De mens lijdt het meest, aan het lijden dat hij vreest.

Voor mij is de zwaarmoedige, angstige figuur van Jacobus van Loenen een nuttige, alledaagse ingang om zich te krijgen op het bijbelverhaal van vandaag. En om iets meer te begrijpen van de hoofdfiguren Jezus en Petrus, die beiden met verschillend succes over het water lopen. Laten wij eens nader gaan kijken wat er gebeurt en het bijbelverhaal van vandaag meebeleven, door zelf mee aan boord te stappen.

Al gauw is het schip midden op zee, geteisterd door de golven, maar zie daar komt Jezus ons tegemoet, wandelend over de zee. Het is tekenend dat wij – met de leerlingen – in eerste instantie denken een spook te zien. Zelfs deze reddende engel, die ons juist bij uitstek van onze angst en zielenpijn bevrijden kan, wordt voor iets engs gehouden. Het Jacobus van Loenen gehalte in de boot is hoog! Het is zelfs bij Jezus net als bij de tandarts, die veelal in onze ergste angstvisioenen niet als een gezondmakende figuur maar als engerd wordt voorgesteld, die ons eens flink te grazen wil nemen.

Gelukkig is het aanpakken van angst voor de tandarts relatief gesproken nog niet zo moeilijk. Wij kunnen dat, zelfs als het al te ernstig wordt, prima te lijf gaan. Zo verschijnen er over de omgang tegen dit soort allerhande vrezen en angsten tegenwoordig veel zelfhulpboeken. Zelf las ik het boek ‘Angst overwinnen voor Dummies’. In dit boek worden ons allerlei technieken aangereikt om angst & vrees de baas te worden, door anders te denken, te voelen en te doen. We kunnen bijvoorbeeld nagaan in hoeverre ons ergste rampscenario – waarin bijvoorbeeld de tandarts daadwerkelijk een barbaar blijkt te zijn en wij duizend doden sterven van de pijn – realistisch is. Of we kunnen onze gevoelens kalmeren door kruidenthee te drinken, een pilletje te slikken of door gewoon ademhalingsoefeningen te doen.

Toch voldeed dit boek niet aan mijn verwachtingen. Want wat te doen bij levensangst? Wat te doen tegen angst voor noodlot en dood, tegen gevoelens van zinloosheid, tegen de angst voor schuld en boete en de gedachte ontoereikend te zijn en niet te voldoen? Hierover zwijgt dit boek in alle talen, over deze hele rimram van kwellende zaken, geen woord, terwijl iedereen er soms last van heeft, omdat ze nu eenmaal bij het leven horen. Wanneer we over het overwinnen van deze elementaire levensangsten iets te weten willen komen, zullen we andere boeken moeten lezen en zelf de weg van de Heilige Schriften moeten gaan. Het bijbelverhaal van vandaag geeft bij uitstek zicht op wat daarvoor nodig is. Laten we daarom onze boottocht vervolgen en ons verplaatsen in de rol van Petrus.

Petrus zegt enthousiast ‘ja’ tegen de uitnodiging van Jezus uit de boot te stappen. Maar bij de eerste de beste tegenslag, de eerste tegenwind geeft hij op. Waar Van Loenen het angstige ‘nee’ type vertegenwoordigt die niet wil, zich innerlijk verzet, en daarbij bij voorbaat zijn eigen graf graaft, is Petrus de vertegenwoordiger van het bekende ‘Ja, maar’ type. Het is natuurlijk fair te zeggen dat we allemaal ook iets van Petrus in ons hebben.

We hebben allemaal iets van zijn basisvertrouwen om eerste stappen te ondernemen op wegen waarvan we niet weten wat ze brengen zullen. We hebben allemaal iets van de moed om ergens aan beginnen zonder te weten hoe het afloopt, zonder houvast en garanties die ons beschermen. Maar we weten ook van het verzaken om de gevolgen die dat heeft. In feite zeggen we ‘ja’ tegen de taken en uitdagingen die op onze weg komen, maar zijn wij bij het minste of geringste afgeleid. De bestendigheid van het ja-woord van Petrus en dat van ons blijkt vaak gering. De aandacht is er al snel niet bij meer bij, onze fixatie op de golven, op de dingen die mis gaan en op de vloed van overige zaken die op ons afkomen is zo groot, dat we in feite het doel waarvoor we uit de boot zijn gestapt uit het oog verliezen en onze roeping verzaken.

Wat is de rol van Jezus in het verhaal? Opvallend is allereerst zijn bemoedigende functie. Als we met de leerlingen denken een spook te zien en het uitschreeuwen van angst, spreekt Jezus meteen tot ons en zegt: “Houdt moed, ik ben het, vreest niet.” En als we met Petrus naar de golven kijken, bevreesd worden, beginnen te zinken en het uitschreeuwen van angst, dan steekt Jezus meteen de helpende hand uit om ons aan boord te trekken.

Zijn nadruk op “Vreest niet en Houdt moed” is bepaald geen wijsheid van een stuurman aan wal, maar komt voort uit zijn eigen levensmoed om de grootst mogelijke angsten onder ogen te zien en er niet voor weg te lopen, zelfs niet in het zicht van zijn eigen lijden en sterven. Want Jezus kende de doodsangst als geen ander. Hij die smeekte “Laat deze beker aan mij voorbijgaan.” Maar hij die ook zei: “Niet mijn wil, maar U wil geschiedde”, in het wonderlijke vertrouwen dat het leven niet hemzelf toebehoorde en met hart en ziel doorleefd kan worden als een geschenk van de Eeuwige, met alle lief en leed die daarbij hoort.

Zo sterk is deze levensmoed, dat het zelfs kan doen opstaan uit de dood. En het is uiteindelijk deze levensmoed, tegen dood en noodlot in, die de evangelisten de inspiratie heeft gegeven om in de pen de klimmen en verhalen te schrijven als deze, van Jezus die over het water liep. Dat Jezus er zelf wel in slaagde om over water te lopen komt dus niet omdat hij de wetten van de zwaartekracht in zijn zak had, maar juist omdat hij zelf bij uitstek weet had van zwaartekracht, van de weg van vallen en dan toch weer opstaan. Van het je niet laten stoppen tegen de angst voor dood & noodlot in. Van het blijvend gehoor willen geven aan wat je ten diepste beweegt

Het wonderlijke is dat, wanneer we het tekstfragment van vandaag goed lezen, we ook leren omgaan met onze eigen angst voor zinloosheid. Het geinige is dat Jezus de angst voor zinloosheid heeft overwonnen. Niet door als bij een wonder, al onze eigen vragen naar de zin van ons bestaan te beantwoorden. Terwijl dat eigenlijk onze wens is! De aanloop van ons verhaal laat precies zien hoe deze vork in de steel zit.

Wij zijn zomaar halverwege het verhaal ingesprongen, maar het is tekenend wat aan het begin van het verhaal staat: Jezus dwingt de leerlingen namelijk in de boot te stappen en voor hem uit te varen, want dat willen we namelijk zelf helemaal niet! Wij willen aan kant blijven staan en niet aan boord van ons eigen leven stappen. Maar dat zal toch moeten, omdat niemand anders het voor ons kan doen. Alleen wijzelf kunnen ons eigen leven zin geven. Wie anders? Maar daarvoor moeten wij allereerst mee de zee op om onze eigen angsten onder ogen te zien. Huub Oosterhuis zegt het in een dichtregel treffend zo: Niemand weet hoe hij moet leven en nergens staat het opgeschreven.

Iedereen is daarom per definitie leek als het op ware levenskunst aankomt. Maar dat betekent nog niet dat wij, bij gebrek aan gebruiksaanwijzing, maar aan de kant kunnen blijven zitten! Het is daarom dat deze Herderlijke dwang nodig is. Jezus zelf daarentegen, maakt zich van de schare los en neemt de wijk naar het bergland om in afzondering te bidden tot zijn Vader en om zijn eigen angst voor zinloosheid onder ogen te zien. Wat is nu de zin van dit alles? zo moet hij gedacht hebben. Mijn discipelen en de mensen begrijpen het nog steeds niet!

Je moet weten, hiervoor speelt het verhaal van de wonderbaarlijke spijziging. En Jezus moet maken dat hij weg komt, omdat de menigte hem op de hielen zit. In de vertelling van hetzelfde verhaal door de evangelist Johannes staat waarom: De mensen zijn van plan hem te grijpen en tot koning te maken. Maar dat is niet de bedoeling! Snappen de mensen nog steeds niet dat ze van mij geen wonderbaarlijke broodvermenigvuldiger, wonderdokter of almachtig heerser moeten maken? zucht Jezus benauwd. En hij beproeft een aloud religieus recept tegen de zinloosheid, tegen gebrek aan levensadem: hij zoekt de afzondering, neemt tijd voor gebed en neemt de gelegenheid te baat om zich af te vragen of hij nog wel op de juiste weg zit en om zichzelf weer bij elkaar te rapen.

Na het gebed is hij opgelucht en zijn benauwdheid kwijt. Jezus heeft weer levenszin gekregen, omdat hij niet blijft hangen in zelfmedelijden, maar nieuwe levensruimte om zich heen geschapen heeft. Vol compassie voor de ander, zodat hij vol kan houden en geïnspireerd naar ons toe kan gaan, het water op.

Jezus loopt het water op en zinkt niet, óók omdat hij antwoord heeft gevonden op een laatste elementaire angst die ons kan dwarszitten: onze angst voor schuld en ontoereikendheid. Niet omdat hij schuld en ontoereikendheid definitief uit ons bestaan heeft gewist, maar omdat hij zelf heeft aangegeven hoe wij hiermee om kunnen gaan door de kracht van de vergeving. Vergeven is elkaar niet vastzetten in onvoorziene gevolgen van ons handelen, in gemaakte fouten, maar elkaar steeds een nieuw begin gunnen.

Tekenend is dat Jezus Petrus niet laat zinken. Hij haalt hem daarentegen weer binnenboord en veroordeelt hem niet om zijn wankelmoedigheid. Er wordt hem alleen een kritische vraag voorgehouden: Waarom ben je kleingelovig? Ofwel: Waarom twijfel je? Wat leid je zo af? Wat zit je zo dwars? Deze vraag veroordeelt niet, maar vraagt om antwoord, opdat we weer nieuwe sprongen in het diepe kunnen wagen. Ik denk dat het fair is om te zeggen dat we allemaal iets van de levensmoed van Jezus in ons hebben. Maar durven we echt onze levensangsten te lijf te gaan? Onze angst voor noodlot & dood, zinloosheid, schuld & ontoereikendheid?

Durven we werkelijk zonder mitsen en maren “ja” te zeggen tegen ons eigen leven, tegen ons kwetsbare lichaam en wankelmoedige geest? Hebben wij de moed om te aanvaarden dat we aanvaard zijn met alles wat ons dwars zit, zelfs met die Van Loenen in ons? Durven wij onszelf kritisch onder ogen te komen en te toetsen of we op de goede weg zitten? Hebben we de moed om Jezus’ vraag aan Petrus – over onze kleingelovigheid – te beantwoorden?

Durven wij te volharden en anderen de helpende hand toe te steken als het nodig is en elkaar vrij te maken door de kracht van vergeving? Hebben wij de moed  te zeggen: “Ja, waarlijk, ook wij zijn kinderen van God!”? Durven wij de weg van de schriften te gaan en elk uur op water te springen, zonder te weten of het draagt? Kortom, de grote vraag is: “Hebben wij het lef te leven vanuit het enige echte Angst overwin-boek voor Dummies?”

Zo moge het zijn!

Thema: