Oecumenische Studentenkerk Rotterdam, 21 mei  2000
Lezing: Exodus 19: 1-25

Het lijkt misschien vreemd om op basis van de geschiedenis van Mozes
de kunst van het spelen met ‘vuur’ te behandelen.
Ik bedoel: Mozes is toch in eerste instantie een waterman. Ga maar na. Er klinkt een bevel van de Farao:
“Werpt alle zonen die geboren worden in de Nijl”
Mozes komt terecht in een biezen kistje, een kleine ark van Noach.
Hij wordt gered door zijn huilen
door tranen die ontroeren en het hart van de dochter van Farao raken
en hij wordt uit het water getrokken.
Zoiets betekent ‘Mozes’ dan ook in het Hebreeuws:
Hij die uit het water getrokken is.
Zo ontkomt hij aan de dood
om straks zelf zijn volk aan het water van de dood te doen ontkomen
in de tocht door de Rode Zee.
En na die doortocht is het Mozes die het volk water geeft in de woestijn
door het uit de rots te slaan.

Maar goed, is alles niet in eerste instantie water?
In den beginne was de Oervloed en Gods Geest zweefde over de wateren
en in den beginne was het water uit de baarmoeder.
Zijn wij niet allen gestart als ‘uit het water getrokken’?

Pas gaandeweg leren wij omgaan met vuur.
Dat zijn fantastische individuele en culturele groeiprocessen.
Als kind moeten we leren omgaan met vuur
en worden we in eerste instantie moederlijk beschermd tegen de vernietigende kracht ervan
totdat de risico’s aanvaardbaar zijn
Ook staan omgangslessen met het vuur aan de basis van de menselijke beschaving.
Talrijke mythen en verhalen doen daar verslag van.

Ik wil niet op deze verhalen ingaan
maar er eentje aan toevoegen vanuit een bijbels ontwikkelingsperspectief.
Ik wil enige omgangslessen presenteren in het spelen met vuur
vanuit de geschiedenis van God met zijn volk en met Mozes in het bijzonder
onder meer geïnspireerd door Gods biografie geschreven door Jack Miles
en de hervertelling van de Thora door Nico ter Linden.
De lessen zijn niet bedoeld om nooit meer onze vingers te branden
of als bescherming tegen pijn
maar om ons passioneel en enthousiast te maken.
We zullen zien dat dat niet vanzelf gaat
en hoe God Zelf daar een geschiedenis lang met zijn volk over gedaan heeft.
Over hoe Hij leerde de vernietigende kracht van vuur te keren
van explosieve almacht tot alomvattende passie.
Over hoe het eeuwige vuur getemd werd zonder het te doven
en de sleutelrol die Mozes daarbij speelde.

Mozes is een waterman.
Maar hij is er ook een die de verwoestende kracht van vuur kent.
We lezen hierover het volgende:

“…In die tijd toen Mozes groot geworden was,
ging hij uit tot zijn broeders en lette op hun dwangarbeid;
toen zag hij, hoe een Egyptenaar een Hebreeër,
iemand van zijn broeders sloeg.
Hij keek naar alle kanten en toen hij zag, dat er niemand was,
sloeg hij de Egyptenaar dood
en verborg hem in het zand…”

Mozes blijkt een vurige opvliegende man te zijn
Een getergde die er in onbeheerste woede op in hakt.
Zijn woede wortelt in gevoel voor recht en gerechtigheid
maar zijn gewelddadig ingrijpen verlicht het lot van zijn bedreigde volk niet.

Het begin van Mozes’ geschiedenis blijkt gaandeweg
één van water en vuur te zijn.
Van liefde en ik die elkaar nog niet uitstaan.

Mozes heeft nog niet geleerd hoe hij met vuur moet omgaan.
Mozes is groot geworden; jazeker, hij is getrouwd en heeft inmiddels een kind gekregen
maar hij is nog niet groot genoeg.
Hij moet eerst nog groeien in ontzag voor God en in zelfvertrouwen.

Het blijft niet bij die ene verwoestende ervaring met vuur.
Mozes – een moordenaar nota bene –
wordt geroepen vanuit een brandende braamstruik tot bevrijding van Israël uit Egypte.

“…Mozes nu was gewoon de kudde van zijn schoonvader Jetro,
de priester van Midjan,  te hoeden.
Eens, toen hij de kudde naar de overkant van de woestijn geleid had,
kwam hij bij de berg Gods, Horeb.
Daar verscheen hem de Engel des Heren als een vuurvlam midden uit een braamstruik.
Hij keek toe en zie, de braamstruik stond in brand maar werd niet verteerd…”

Nu weet Mozes dat het kan:
Vuur dat niet verteert.
Vuur dat niet doodt, maar oproept tot bevrijding
Het is een eerste les.
Maar hij komt nog meer te weten.
Dat hij zonder goddelijke vonk niets meer is dan een nietige braamstruik
en zonder inspirerend vuur in zijn dorre twijgen niets begint.
Maar door de Engel des Heren gaat hem nog een wonderlijker licht op
een vermoeden dat hem bij zal blijven.
Dat de Eeuwige hem groot genoeg acht voor zijn taak en vertrouwen in hem stelt.
God zegt zoiets als:
‘Mijn wezen is er te wezen voor jou en ik zal bij je zijn al de dagen van je leven’
Het is een tweede les.
Maar daarmee is Mozes er nog niet.
Mozes verzet zich tegen zijn roeping.
Hij mag dan net een visioen hebben gehad, hoog op Gods heilige berg
vuur in zijn dorre twijgen
maar daarmee is hij nog niet van zijn angst af en van zijn twijfel.

‘Ja, maar als zij mij nu niet geloven en niet naar mij luisteren, wie ben ik dat ik iets in handen heb?’

Maar Mozes heeft wel degelijk iets in handen.
En het verhaal vertelt van een staf die in een slang verandert
en Mozes die de angst overwint door de slang bij de staart te grijpen
en tot twee keer toe zijn hand in eigen boezem te steken.
Zie en voel wat er gebeurt: Mozes krijgt aanschouwelijk onderwijs
les drie in de omgang met vuur.

‘Mozes, jongen  je kunt vertrouwen op eigen innerlijke kracht, het vuur dat in je brandt.’

Maar zelfvertrouwen krijg je niet vanzelf.
Mozes gaat weer in verzet.
‘Ik ben zwaar van mond en zwaar van tong.
Laat toch een ander in mijn plaats gaan’.

Mozes loopt niet over van enthousiasme.
Hij is, zo lijkt het, nu niet bepaald een ideale boodschappenjongen voor de Heer.
Slechts met vrees en beven en tegen wil en dank
gaat hij uiteindelijk naar de Farao samen met broeder Aäron
die hem een hulp in het spreken zal zijn.

Mozes gaat met weinig op weg.
Met zoiets als drie lichtende levenslessen in zijn rugzak.
Ten eerste met een vermoeden
dat de verwoestende kracht van vuur tot bevrijding van mensen getemd kan worden.
Ten tweede met een schamele toezegging van God dat Hij er wezen zal
en ten derde gaat hij op pad met een klein beetje zelfvertrouwen.

Maar het is genoeg voor een aantal optredens bij de Farao
de uittocht uit Egypte en de oversteek door de Rode Zee.

Het verhaal vervolgt met een langdurig verblijf in de woestijn
En het is hier dat we de draad weer oppakken om te laten zien
hoe God Zelf in de omgang met Mozes leert omgaan met vuur.

We lezen van voorbereidingen en beschermingsmaatregelen
tegen de verschrikkelijke verschijning van de Heer op de berg.
Het volk moet zich heiligen, afzonderen en reinigen voor God
die op verbijsterende wijze op een ongenaakbare Vulkaangod lijkt.
Een ieder die de berg betreedt voor het de Vulkaan behaagt zal sterven,
zo lezen we.
En dan, Luister en Huiver:

“…Op de derde dag vroeg in morgen, begon het te donderen en te bliksemen.
Boven de berg hing een dichte wolk, machtig bazuingeschal weerklonk en alle mensen in het kamp beefden van angst.
Toen voerde Mozes het volk uit het kamp naar buiten, God tegemoet.
Aan de voet van de berg bleven zij staan.
De Sinaï was geheel in rook gehuld omdat de Heer in vuur was neergedaald.
De rook steeg omhoog als de rook van een smeltoven.
Heel het volk was met  ontzetting geslagen.
Bazuingeschal weerklonk, luider en luider.
Mozes sprak en de stem van de Eeuwige antwoordde hem.
Want Heer God was neergedaald op de Sinai op de top van de berg
en Heer God riep Mozes naar de top van de berg en Mozes ging naar boven.
Toen sprak de Heer tot Mozes:
‘Ga naar beneden en waarschuw de mensen dat zij niet mogen dringen om de Heer te zien; want dan zouden er velen sterven. Ook de priesters, die anders naderen tot de Heer moeten op een afstand blijven; anders zal de toorn van de Heer tegen hen losbarsten…”

Heer God zoals we hem tot dan toe kennen in het verhaal van Mozes
is een verwoestende God van Oorlog.
Ga maar na:
Hij strekt zijn hand uit om dood en verderf te zaaien
onder onschuldige burgerslachtoffers in Egypte.
Hij zendt tien verschrikkelijke plagen in een absoluut vertoon van macht
en sterkte en verhardt het hart van de Farao keer op keer
om uiteindelijk alle eerstgeborenen van het land te doden met zijn hand.
Volkenmoord ten teken dat Hij Heer en Meester is.

Dezelfde hand die de Israëlieten uit Egypte zal leiden
zal de Israëlieten slaan bij ongehoorzaamheid
met felle aanhoudende slagen en pijnlijke, slepende ziekten.

En die hand zal hen ook het beloofde land Kanaän in drijven
om daar weer ongekend gewelddadig en bloederig huis te houden.
Lees de ongehoord moorddadige verslagen in Jozua er maar op na:
Genocide onder de Kanaänieten.

We moeten wel tot de conclusie komen
dat ook God in het begin nog niet heeft leren omgaan met vuur.
Hardvochtig, liefdeloos en gewelddadig is Hij.
Figuurlijk gesproken is God onvolwassen
en lijkt Hij nog het meest op een opstandige wildebras
op een uitvergrote Mozes die in blinde woede doodt.

Ook God moet nog een hele ontwikkelingsgang met Zijn volk doormaken
voordat hij definitief gezicht krijgt.
De eerste nieuwe ontwikkeling volgt direct daarna in het verhaal
als vanaf de berg de tien woorden worden geopenbaard.
God blijkt meer te zijn dan een vulkaan en ook over wetgevende kwaliteiten te bezitten.
God stelt daarmee paal en perk aan  verwoesting en verderf
en leert de weldadige kracht van regels kennen in het temmen van vuur.

Hij leert zich te beheersen door kennismaking met Mozes
met wie Hij een verbond sluit
door hem twee stenen tafelen met Zijn woorden daarop aan te bieden.
Langzamerhand bouwt God een unieke band met Mozes op
die vooral aan de dag komt na de afgoderij van Israël.
Want, zo staat er geschreven
wanneer Mozes op de berg is en in de wolken
maakt het volk zich een gouden kalf
en als Mozes weer beneden komt ontsteekt hij in woede,
heft de tafelen Gods ten hemel
en gooit ze met alle kracht die in hem is aan gruzelementen.
Wat moet hij in platland met Woorden van de Eeuwige?

Ook Heer God staat op uitbarsten
en kondigt aan dat hij nooit meer onder de Israëlieten zal verkeren.
Maar Mozes heeft geleerd van zijn vroegere ervaringen
en probeert God op andere gedachten te brengen:

‘Wat schiet U op met Uw toorn?
U weet toch hoe lang het volk temidden van allerlei afgoderij heeft geleefd?
De verzoekingen zijn groot, een mens komt licht ten val.
Strijk uw hand over uw hart
en vergeef de mensen hun zonden’

Het is een opvallende metamorfose:
Mozes, de bange herder, traag van mond en traag van tong
spreekt met God van aangezicht tot aangezicht als tot een vriend.
Het mooie is dat de Heer toestemt
en zal meereizen met Zijn volk in een door Mozes zelf opgerichte tabernakel.

Is dat geen schitterend en ontroerend beeld?:
De vulkaan gaat in een tent wonen
omdat die tent gemaakt is door een vriend van de vulkaan.
Zo zien we dat Gods betrokkenheid zich ontwikkelt van schrikwekkend Almachtig
tot Regelgevend met Mozes als middelaar
en hoe het verder gaat van selectieve deelneming
tot volledig menselijke participatie in de levensloop van de Eeuwige.

Is dat niet geinig: God leert door de omgang met ons
en Zijn lopend vuurtje in de tijd wordt langzamerhand omgesmeed
van dodelijk vuur tot intimiteit van liefde.
Lees hoe het tastbaar verbeeld wordt in het Hooglied
of ga de levensloop van Jezus na.
God die mens geworden is in lichaam en geest, eindelijk een volgroeid karakter
de Eeuwige ten voeten uit!

De buitengewoonheid en bijzonderheid van God
Zijn zogenoemde Heiligheid
blijkt dus niet volkomen in vulkanische gestalte tot zijn recht te komen
en ook niet in moralistische wetten of in Reinheitsgebote
maar in zijn regels overstijgende oproep tot liefde.
Gods Geest in ons, enthousiasme over alle grenzen heen.
De Heiligheid van God, dat zijn we zelf als beeld van Hem!
Weet je dat niet meer?
Hoor de woorden van Paulus
de vleesgeworden omgevormde woede uit het tweede testament van God.
In zijn eerste brief aan de Korintiërs zegt hij:

Weet Gij niet, dat Gij Gods tempel zijt
en dat de Geest Gods in U woont?
De tempel Gods, en dat zijt Gij, is heilig.

We zouden ons nu uiteraard kunnen verzetten:
We hebben levenslessen gezien in de omgang met vuur
maar wat moeten we er nu mee?
Wat heeft het vuur ons te zeggen?
Heeft het nu opeens al zijn afschrikwekkende kracht verloren?
Natuurlijk niet, en dat weten we drommels goed.
Zonder goede voorschriften zaait het vuur nog steeds verwoesting en verderf
Zonder liefde, het heilig vuur van godsdienstoorlogen
en partijen die elkaar de letter van de wet betwisten
In passie kan het vuur nog even verwoestend en onbarmhartig zijn als overal en altijd
Uit het boek van God, zelf door schade en schande wijs geworden
klinkt daarom zoiets als:misbruik het vuur niet!
Maar weet ook: zonder vuur geen inspiratie en beschaving.
Geen liefde.
Doof het vuur daarom niet en blijf je vingers branden
want als het vuur gedoofd is komen de wolven.
Wees geen dorre takken en leef niet maar wat van opzij!
Zorg dat je niet uitgeblust en zelfgenoegzaam bent.
Want zo spreekt de Heer aan het einde van zijn verhaal in het boek Openbaringen
al oud en grijs geworden, maar nog even vitaal als altijd:

“ Gij die niet  warm of koud zijt! Waart gij maar koud of heet!
Zo dan, omdat gij lauw zijt en noch heet noch koud, zal Ik u uit mijn mond spuwen”

Loop verdomme niet weg voor passie!
Houdt het vuur in je donder hoog.
Geef ruim baan aan ‘enthousiasme’.
Letterlijk betekent dat: Gods geest in ons.
Het vuur dat in ons brandt en in anderen een vlam kan ontsteken
waar geen hellevuur tegenop kan
en waar de duivel zelf zijn handen aan zal branden.

Thema: