De Messias en het vrederijk

Overwegingen en lezingen, 10 oktober 2003, door Jan Prij

Bergsingelkerk Rotterdam, 4 oktober 2003
Finalist met ‘De Messias en het vrederijk’ bij de Nationale Lekenpreekwedstrijd 2003
Lezing: Jesaja 11:1-10

De Messias en het vrederijk, daar gaat het over vandaag. Tenminste, volgens de aanhef boven de NBG vertaling, die ik voor mijn preek – proeve heb gebruikt. Zo’n massieve aanhef, dat is nogal wat. Het zijn grote woorden en grote woorden zijn uit. Ze passen niet in deze tijd. Ze passen niet bij een realistische visie op het leven en de wereldpolitiek.

Want dat Messiaanse vredesrijk, waar zien we dat dan? Waar op de wereldbol is het te vinden? Kijk uit je doppen: Oorlogspolitiek is aan de orde van de dag. De machtigen zijn de baas, de internationale rechtsorde wordt aan de laars gelapt. Bomaanslagen, fundamentalisme en geweld, geld, haat en hebzucht, Jihad en Mac World regeren de wereld. Dat is hoe het gaat, dag in en dag uit. En waar geen oorlog is, wordt de lieve vrede bewaard. Daar moeten wij mee leren leven, om vooruit te kunnen komen in de wereld.

“… En ik lees de krant steeds minder, alles is al oud,
het slechte nieuws op tv klinkt altijd als vertrouwd.
Ik laat het me voorbij gaan, verdoof mij voor de pijn,
nee, het gaat goed zo, het kan niet beter zijn.
We moeten door, we moeten verder, we moeten meer, we moeten voort …”
(Bram Vermeulen)

De Messias en het vrederijk, dat botst enorm met mijn gevoel voor realiteit. En verderop in de tekst wordt dat er eerlijk gezegd niet veel beter op, als een liefelijk visioen van voorbeeldig samenlevende dieren voor ons verbeeld wordt. Ik snap de verleiding juist voor vandaag op dierendag dit fragment uit te kiezen. Maar het is mij te diervriendelijk, het is mij letterlijk teveel van het goede. Want zo gaat het natuurlijk niet. Een leeuw die stro eet als een rund, dat kan toch zo maar niet, waar is dat goed voor? Wat heb ik aan een gecastreerde leeuw. Ík wil een leeuw met ballen en een leeuw die niet in zijn hempie staat. Ik wil winnen, ik wil scoren, ik wil meer.

Dat vredig dierenrijk en die spelende zuigeling voor het hol van de adder doen mij denken aan de hemelse plaatsjes op de voorkant van de Wachttoren, het blad van de Jehova’s getuigen. Of aan de hedendaagse reclamefolders voor doe-het-zelf zingevingscursussen. Alles ziet er gaaf uit, alles is perfect in orde, met allemaal lachende mensen op de foto. Het gaat goed zo en het kan niet beter, maar het is te mooi om waar te zijn. Het is een perspectief op verlossing dat mij te glad en te gemakkelijk is. Wat moet ik ermee in dit leven, vol geweld en met gaten waar geen enkele bevrijding pijnloos is?

Maar nu ik mij voor vandaag enigszins verdiept heb in de wereld van Jesaja weet ik weer hoe bedrieglijk een eerste indruk kan zijn. Om het fragment van vandaag te kunnen plaatsen ben ik begonnen met het lezen van de begin hoofdstukken van de profeet en ik heb gemerkt dat het nergens een liefelijk, glad, gemakkelijk en pijnloos boek is. Jazeker. Het is een boek van bevrijding maar dan één barstens vol woede, oordeel en geweld. De profetie van Jesaja begint bijvoorbeeld met een klacht en dodenzang over Jeruzalem. Gods volk wordt vergeleken met Sodom en Gomorra. Er wordt gesproken over de Eeuwige die walgt van alle huichelachtige offers en die de vele gebeden haat, die voor de vorm worden uitgesproken terwijl het ontrecht welig tiert en er voor weduwe, wees en vreemdeling geen plaats is.

Dat is de taal van Jesaja. Lees het maar na en huiver, want het is de taal van onze tijd. Van valsheid  in geschrifte, corruptie, omkoopschandalen en pakken wat je pakken kunt. En zie ook het hedendaags Jeruzalem, waar onder het mom van de drie grootste wereldgodsdiensten dood en verderf gezaaid wordt in Zijn Naam. Vervloekt, zo klinkt het woord van God, dat kan zo niet langer!

En in het volgend hoofdstuk brandt Gods toorn los tegen alle hoogmoed en eigenwaan, het geld, de machten, het uiterlijk vertoon. Tegen hen die in weelde zwelgen, zonder ooit naar gerechtigheid te verlangen en zij die zeggen dat het normaal is zoals het gaat in deze wereld, omdat dat nu eenmaal de natuurlijke gang van zaken is.

Het is niet voor niets dat bij aanvang van het Jesaja boek het afvallige Israël als een gewond lichaam wordt getekend: “… Het gehele hoofd is ziek, het gehele hart vol krankheid, van de voetzool af tot de schedel is er niets gaaf; wonden, striemen en verse kwetsuren, die niet uitgedrukt zijn, noch verbonden, noch met olie verzacht …”

Mij is één ding duidelijk geworden uit dit sfeerproeven bij Jesaja: Voor de Eeuwige bestaat geen goedkope verlossing en de alleen maar lachende gezichten van de keep-smiling samenleving  zijn slechts maskers, die doen alsof er niets aan de hand is.

De woede van de Eeuwige klinkt ook door in het tekstfragment van vandaag: “… Hij zal de aarde slaan met de roede van zijn mond en met de adem van zijn  lippen de goddelozen doden …” Er worden harde oordelen uitgesproken in Jesaja. De Eeuwige zal zijn hand tegen zijn volk uitstekken. Vijanden zullen komen om het volk uiteen te staan. De ongehoorzaamheid aan God roept zijn oordeel over hen af en de Eeuwige zal Israël omhakken als een boom. En precies daar waar deze onheilstijding ophoudt, begint het tekstfragment van vandaag: Niets geen goedkope tekst over een happy end of een leven zonder pijn.

“… En er zal een rijsje voortkomen uit de tronk van Isaï en een scheut uit zijn wortelen zal vrucht dragen …” Een jong dun takje zal uit de afgehakte boomstam groeien. Is dat niet een schitterend beeld? Alles lijkt donker, doods en uitzichtloos. Maar precies daar, waar de wond van de afgehakte boom open en bloot aan de oppervlakte ligt, precies daar, waar de pijn nog niet gedoofd is en waar de liefde zout in open wonden strooit, ligt de kiem van verlossing verscholen. Precies daar waar geen totale onverschilligheid is en nog niet alle zin is verdwenen, daar waar woede is en nog tranen worden gelaten om het leed van deze wereld, is er nog hoop. Precies daar waar mensen te midden van alle onrecht I have a dream durven roepen.

Zoals ook die Ene uit Nazareth, die Mensenzoon en wat al niet meer. Die zoiets zei als ‘Zalig de armen van geest’. Zalig zij die lijden aan het gewone leven. Zalig zij die niet voortdurend op de loop gaan voor hun gebreken. ‘Zalig zij die treuren’ en die niet alleen maar lachen. Zalig zijn zij die niet weglopen voor de pijn in henzelf en die de verscheurdheid van de eigen ziel onder ogen durven zien, de disharmonie en de wonden in het eigen lijf.

Woorden van diegene, weet u wel, die niet van deze wereld was en niet van deze tijd. Die zijn kruis oppakte en met open ogen eigen dood tegemoet liep. En die zich met al zijn woede, angsten en pijn in God geborgen wist. Die door de dood heenging en weer opstond. En die ten teken voor alle mensen met open wonden aan zijn leerlingen verscheen.

Zijn levensperspectief biedt verrassend zicht op ons vredig dierentafereeltje. Wat nu als deze tekst over mijn eigen innerlijk gaat en mij zo op een spoor zet van ware menselijkheid in Gods Geest?

‘Neem je kruis op en volg mij’ sprak hij, die ook wel de Messias genoemd wordt. Wat nu, als ook wij de confrontatie niet uit de weg moeten gaan? Zou je dan niet diep van binnen een gekwetste ziel, vol woede, angst en pijn ontmoeten en in jezelf een wolf herkennen, de kwaadsprekerij van een giftige slang? Zou je dan niet het geweld van een woedende leeuw ontdekken, tezamen met de domheid van een rund? Maar daar midden in het diepste van jezelf, vlakbij de giftige slang, zul je ook het enthousiasme van een spelend kind ontdekken, dat zich van geen kwaad bewust is en die overal nieuwe paden ziet. Vlakbij je eigen angst, vlakbij het hol van de adder liggen jouw eigen gaven, verdrongen toekomstdromen open klaar, om handen en voeten te krijgen.

Dit is Jesaja’s boodschap van Godswege. In hemelsnaam loop niet weg voor de pijn van mijn passie! Verberg je gekwetste ziel niet voor mij! Hoe hard moet ik je dood laten lopen om daar bij stil te staan? Je mag er zijn, in al je gekwetstheid, met al je goed en kwaad. Leg lief en leed voor mij open en al je dierlijke driften. En laat in vredesnaam jouw gewonde lichaam mijn tempel zijn. Dan zal ik je vuur van passie in je donder geven, dan zal ik je bezielen met mijn geest, hier en nu in deze wereld.

Keer je om naar mij toe en ik zal je mooi maken. Dan zal ik je rechtvaardige handen geven en je hart zuiveren. Het hol van de adder en de giftige slang zullen je niet meer deren. Je zult spelend als een kind de toekomst verkennen, steeds weer nieuwe wegen vinden en waar alles donker lijkt, zal ik je licht in de ogen geven. Ik zal je doen opstaan en dan zul je leven. Midden op de dode boomstam zal een jong twijgje bloeien. En de scheut van zijn wortelen zal overvloedig vrucht dragen.

Zo moge het zijn.

Thema: