In gesprek met Ernst Hirsch Ballin, Aart Jan de Geus & Pieter van Geel, in CDV, winter 2010 

Ernst Hirsch Ballin, Aart Jan de Geus en Pieter van Geel waren minister en staatssecretaris in de kabinetten-Balkenende. Nu maken ze – afzonderlijk – de balans op van het regeringsbeleid van de afgelopen acht jaren. De successen op sociaaleconomisch terrein staan voor hen buiten kijf. Alle drie benadrukken hoezeer de langetermijnoriëntaties in de politiek steeds meer onder druk zijn komen te staan.

 

Hirsch Ballin: ‘Met langetermijnanalyses scoor je niet meer in de politiek’

Vanaf de jaren negentig is volop gewerkt aan de vernieuwing en verdieping van de christendemocratische agenda voor de eenentwintigste eeuw. Al in het rapport Nieuwe wegen, vaste waarden, waarbij zowel Hirsch Ballin als Balkenende betrokken was, zag je de contouren ontstaan van wat de hervormingsagenda van Balkenende is gaan heten. Deze agenda bestond volgens Hirsch Ballin uit twee kernhoofdstukken: een economisch hoofdstuk rond flexibilisering en moderni- sering van het arbeidsbestel, en een moreel,maatschappelijk hoofdstuk. Voor dat tweede hoofdstuk, de versterking van het weefsel van de maatschappij is bewust aansluiting gezocht bij de ideeën van Amitai Etzioni en het communitarisme. Maar het eerste hoofd- stuk, de economische agenda, is beduidend beter uit de verf gekomen dan de maat- schappelijke morele agenda, meent Hirsch Ballin, mede-‘herbronner’ van het christen- democratisch gedachtegoed en minister van Justitie in Balkenende iii vanaf september 2006, als opvolger van minister Donner die aftrad, tot eind februari 2010, tot de installatie van het kabinet-Rutte-Verhagen.
‘Terugkijkend op de periode waarin Balkenende de kans kreeg en heeft genomen om uitvoering te geven aan de hervormingsagenda, heeft hij volop, met verve en succes bijgedragen aan de agenda van hervorming en flexibilisering op economisch terrein, maar is de aandacht voor de agenda rond versterking van het weefsel van de samenleving – de invalshoek van het communitarisme – wat verslapt. Het accent is in de eerste drie kabinetten samen met de VVD sterk op de flexibilisering van de economie gelegd en het beleid heeft daardoor een zekere eenzijdigheid gekregen. Niet alleen de enthousiaste steun van liberalen, maar ook het advies van mensen om hem heen om juist daaraan te werken, hebben dat versterkt. Na het uitbreken van de financieel-economische crisis leek het momentum voor de morele agenda verkeken. Het beleid ter versterking van de rechtsstaat heeft gelukkig wel tot en met het laatste jaar van onze kabinetsperiode volop kansen gekregen, en die heb ik ook met overtuiging benut.’
Hirsch Ballin signaleert een zekere spanning tussen de morele agenda en de economische agenda. In Balkenende iv had die onevenwichtigheid rechtgetrokken kunnen worden door met de PvdA en de Christen- Unie op grond van een nieuw elan sterker in te zetten op de maatschappelijke, communitaristische agenda. Bovendien had aandacht voor duurzaamheid op allerlei terrein de verbindende schakel kunnen zijn tussen de economische en de morele agenda.
‘Het kabinet met de PvdA en de CU was de kans om de overaccentuering van de economische agenda, hoofdstuk 1 van de agenda, in balans te brengen door het tweede hoofdstuk van die agenda meer profiel te geven. Ik denk ook dat de informateur Herman Wijffels in Beetsterzwaag daar zijn hoop op had gevestigd. Dat is helaas niet gelukt en dat had naast de dominante aandacht voor de financiële crisis ook te maken met de verstoorde verhoudingen tussen sommige leden van het vierde kabinet- Balkenende.’
Volgens Hirsch Ballin speelden er problemen rond drie samenhangende terreinen: duurzaamheid, de flexibele en toekomstbestendige inrichting van het arbeidsbestel en in relatie daarmee de omgang met (arbeids) migratie.
‘Laat ik ze alle drie kort toelichten. Allereerst de duurzaamheid. We hadden hiervoor een behoorlijk innovatieve minister van Milieu in de persoon van Jacqueline Cramer (PvdA), die in weerwil van de indruk die sommigen hebben willen wekken, helemaal geen ouderwetse denker op het gebied van milieuvraagstukken is, maar juist verbindingen wilde leggen met innovatie en economie. Maar deze agenda heeft mede door dergelijke vooroordelen te weinig profiel kunnen krijgen, ook omdat in onze kring te veel begrip bestond voor lobby’s die juist minder op duurzaamheid gericht waren.’ De blokkade rond het rekeningrijden is daarvan volgens hem een ‘goed’ voorbeeld.
‘De duurzaamheidsagenda die juist in deze coalitie gestalte had kunnen krijgen, ook met steun van tal van betrokken christendemocraten, is door de cda-top blijkbaar te weinig geïnternaliseerd, allerlei mooie teksten hierover in christendemocratische partijprogramma’s ten spijt, terwijl dat een mooie uitbouw had kunnen zijn van Balkenendes agenda.’
Het tweede onderwerp is de flexibilisering van het arbeidsbestel en daarmee de economie. Daar is helaas al vroeg in de afgelopen kabinetsperiode door de verharding van het onderwerp ontslagrecht een impasse ingetreden tussen de coalitiepartners. Hirsch Ballin wil niet op het nodeloos oplopen van dit conflict ingaan, maar stelt wel dat er ook na die impasse en de instelling van de commissie-Bakker die daar het gevolg van was, opnieuw kansen waren.
‘Ik denk dat het rapport van de commissie-Bakker opnieuw een her- kansing had kunnen zijn voor het verbinden van de gemeenschapsagenda en die van de flexibiliteit van de economie. Ook Balkenen- de was bereid op de analyse van die commissie in te steken. Dat is helaas niet gebeurd.’
De verklaring hiervoor was volgens Hirsch Ballin niet dat het rapport van de commissie-Bakker onvoldoende raakvlakken zou hebben met het christendemocratisch gedachtegoed of met dat van de coalitiepartners (‘integendeel zelfs’) maar dat het rapport van de commissie-Bakker gericht was op de langere termijn.
‘Voor mensen met een kortetermijnoriëntatie in de politiek was dat een oninteressant document. Je kon er niet in de krantenkoppen van de volgende dag of in de tweets van dezelfde dag furore mee maken. Dit soort onderwerpen vergen politieke moed om door te pakken.’
Dat raakt het derde en laatste onderwerp, de migratie, want zoals uit de analyse van de commissie-Bakker naar voren kwam, zal op basis van de natuurlijke aanwas van arbeids- krachten het aantal mogelijke werkers in bijvoorbeeld de zorg volstrekt onvoldoende zijn.
‘De krimp- en vergrijzingsproblematiek vraagt ook dat je op een open manier naar het onderwerp migratie moet kijken. We hebben meer gekwalificeerde migranten nodig om de welvaart op peil te houden. Een centraal issue in het kader van modern migratiebeleid was voor mij en staatssecretaris Albayrak niet voor niets de tijdelijke, circulaire migratie. We moeten met een open blik naar migratie kijken, zo’n houding is gewoonweg noodzakelijk om straks de tekorten aan arbeidskrachten in de zorg en de techniek op te kunnen vangen.’ De pilots circulaire migratie zijn nog gaande en de nieuwe wet is helaas pas na de vervroegde verkiezingen tot stand gekomen, zo vermeldt  Hirsch Ballin. Hij heeft dit met uitdrukkelijke steun van Balkenende tegen de stroom in in gang gezet. ‘Er waren he- laas ook mensen in onze partij die dachten: “Migratie, help, dat is iets waar we last van hebben.”’
Hirsch Ballin maakt zich zorgen over de kortetermijnoriëntatie in de politiek. In dat opzicht had achteraf bezien nog een derde pijler van de hervormingsagenda, een die altijd al een beetje te verstopt aanwezig was geweest, meer aandacht moeten krijgen, namelijk het versterken van de instituties van de democratische rechtsstaat. Het werken aan deze agenda is des te prangender nu onze instituties onder druk van populisme dreigen te bezwijken. ‘Instituties zijn van belang juist om de politiek niet te maken tot een windvaan van de ressentimenten van de dag. Ik zeg uiteraard niet dat je daar niet op moet letten. Ik zeg zelfs niet dat je daar geen rekening mee moet houden, maar politiek leiderschap vraagt om het vertalen van de zorgen die je tegenkomt in oplossingsrichtingen die haalbaar en houdbaar zijn op de langere termijn. De kortetermijnfocus ligt aan de wortel van economische en politieke problemen.’
‘De overmaat aan kortetermijndenken moeten we tegengaan door instituties te versterken. Voor het bedrijfsleven begint men dat nu te zien, bijvoorbeeld via de noodzaak van sterke toezichthoudende instanties als tegenwicht. Maar de politiek mag het niet laten gebeuren dat langetermijnvisies opzij worden geschoven omdat spindoctors en politiek adviseurs vooral de volgende ochtend belangrijk vinden.’
Balkenende bracht het langetermijn- perspectief terug in de politiek en was ook degene die de economische en morele agenda meer dan nu het geval is geweest op duurzame wijze met elkaar had kunnen ver- binden. Het is tragisch dat hij in dat streven gedwarsboomd is. ‘Balkenende had vanuit zijn omgeving meer steun voor de langetermijnagenda in de volle breedte moeten krijgen, maar helaas zijn ook in onze partij kortetermijnkrachten te dominant geworden. Mensen hebben miskend dat we het volle potentieel uit de christendemocratische agenda hadden kunnen halen door fors in te zetten op een agenda van duurzaamheid, te investeren in een ander type, open economie met benutting van het potentieel aan buitenlandse arbeidskrachten en dat we niet de grootste megastallen van de wereld moet willen hebben, maar de beste.’
Hirsch Ballin zet in zijn terugblik vooral in op de ontbrekende schakels tussen de verschillende onderdelen van de hervormingsagenda, waarin duurzaamheid en langetermijnfocus in de politiek gemiste kansen zijn. Dit laat onverlet dat met name op sociaaleconomisch terrein, ook naar de indruk van Hirsch Ballin, belangrijke successen zijn behaald.

De Geus: ‘Goede voorbereiding en timing zijn essentieel in de politiek’

We gaan nader in op deze sociaaleconomische hervormingsagenda met Aart Jan de Geus, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in Balkenende i, ii en iii. Omdat deze sociaaleconomische agenda goed inhoudelijk voorbereid en doordacht was, kon het zo’n succes worden, zelfs meer dan aanvankelijk voor mogelijk gehouden, aldus De Geus. Ook hij waarschuwt voor een te sterke focus op de korte termijn. Een duidelijke focus op de te bereiken resultaten op langere termijn is belangrijk. Weten wat je wilt, standvastigheid en geduld zijn daarbij van niet te onderschatten betekenis. Dat was volgens hem in 2002 onder Balkenende i wel voor elkaar, maar in 2006 onder Balkenende iv al veel minder.
‘Toen het kabinet-Balkenende aantrad in 2002 was er een duidelijke ambitie van het CDA om een aantal hervormingen door te voeren op sociaaleconomisch terrein. Bovendien werden we onmiddellijk na ons aantreden geconfronteerd met verslechterende economische vooruitzichten, dus behalve de wens tot doorvoering van die hervormingsagenda kwam daar dus ook de noodzaak bij tot bezuinigingen als zodanig.
Twee principes die al in eerdere studies ten tijde van de “herbronning” naar voren waren gekomen zijn bij de hervormingen leidend geweest: een verschuiving van “nazorg” naar “voorzorg” en een herijking van de verantwoordelijkheidsverdeling van het rijk naar de sociale partners en de gemeenten.’
De Geus noemt bijvoorbeeld de duidelijk uitgesproken ambitie om de WAO te hervormen. Aan de onverantwoorde afwenteling van kosten van deze regeling door werkgevers en werknemers moest een einde komen. De Geus: ‘Deze WAO-hervorming is buiten- gewoon succesvol verlopen. De beperking van de instroom is succesvoller geweest dan we ooit hadden kunnen denken. Aanvankelijk hadden we het over percentages van 20 tot 25 procent maar de instroom is structureel gehalveerd. Ook kwamen er scherpere herkeuringen bij en, niet onbelangrijk, een verhoging van de uitkering voor volledig arbeidsongeschikten.’
Een tweede thema dat De Geus als voor- beeld noemt is de hervorming in de zorgverzekering. Ook deze hervorming is succesvol geweest, hoewel dat wel met hindernissen gepaard ging.
‘Een aantal dingen zat in aanleg niet goed, zoals de inkomenseffecten van vutters en vroeggepensioneerden van de overheid, dat is pas in het voorjaar van 2006 na de gemeenteraadsverkiezingen gerepareerd – dat is, zo vermoed ik, een van de redenen voor die verkiezingsnederlaag.’
Het derde was de hervorming van de Bijstandswet en het decentraliseren ervan.
‘Ook de hervorming van de Bijstandswet is gelukt. De bedoeling om de verantwoordelijkheid te decentraliseren en de daarmee beoogde beperking van gebruik van de bijstand zijn grotendeels gerealiseerd.’
‘Je zou kunnen zeggen dat de agenda van activering van de sociale zekerheid in de volle breedte is gerealiseerd – denk daarbij trouwens ook aan de hervorming van de WW en de hervorming in VUT en prepensioen.’
Alleen de levensloopregeling is volgens de Geus niet uit de verf gekomen. Hierbij speelde dat het door de VVD als een partijpo litiek stokpaardje werd gezien. In de vorm van de voorgestelde verlofknip had het overigens de steun van het kabinet-Balkenende i, maar weerspiegelde het niet ‘de volle breedte van wat de cda-top zich bij zo’n regeling voorstelde’. Daarna is de levensloop speelbal geworden van een maatschappelijk
ebat of de levensloop in de plaats zou moe- ten komen van het spaarloon. Vervolgens is het ook nog eens als wisselgeld gebruikt in de discussie over VUT en prepensioen. ‘Al met al heeft dat het imago van de levens- loopregeling geen goed gedaan.’
‘Je kunt, behalve de levensloopregeling, nog wel een aantal hervormingen noemen die niet gelukt zijn, zoals de hervorming van de woningmarkt. Be- halve dat er hiervoor beduidend minder houvast was in het regeerakkoord, gold dat de betrokken bewindspersoon, Sybilla Dekker, er betrekkelijk kort naar heeft kunnen kijken, drie jaar in plaats van de vierenhalf die wij voor de activering van de sociale zekerheid hadden. Die tijd is wel van belang, zeker ook omdat bij de uitvoering van die agenda een belangrijke rol weggelegd voor de woningcoöperaties.
Wat ook niet gelukt is de hervorming van het ontslagrecht. Dat is niet gerealiseerd in Balkenende iv en afgemeten aan het regeerakkoord gaat dat ook niet meer lukken in het huidige kabinet.’
Volgens De Geus is er uit het succes van het sociaaleconomisch beleid van de eerste drie kabinetten-Balkenende een aantal lessen te trekken. ‘Op sociaaleconomisch be- leid was het christendemocratische verhaal prima op orde. Het lag klaar op het moment dat er onderhandeld werd over het regeerakkoord. Op het moment dat je dat momentum mist, zie je het verder ook niet meer goed komen. Het regeerakkoord van 2006 was onvoldoende concreet om bepaalde hervormingen door te kunnen zetten.’
‘De tweede les is dat er, naast dit politiek momentum met het regeerakkoord als belangrijkste kristallisatiepunt, ook nog zoiets is als een economisch momentum, waarbij de economische neergang en crisis ook gebruikt kunnen worden om structurele her- vormingen te katalyseren. Over de hervormingen is overeenstemming bereikt met de sociale partners, na wat Herman Wijffels, de toenmalige voorzitter van de SER achteraf betitelde als een “productieve clash” met de vakbeweging. Dat is heel belangrijk geweest voor het draagvlak en de effectiviteit van de maatregelen.’
Succesvolle politiek hangt volgens De Geus voor een groot deel af van een goede voorbereiding en timing. Daarnaast is voor de samenhang binnen de ministersploeg belangrijk dat er een duidelijke overkoepelende agenda is. Die lag er in 2002 en veel minder in 2006. Maar er is meer. Het is met het oog op de langetermijnagenda en de toekomst van het land ‘belangrijk om je niet te zeer door het populariteitsstreven te laten leiden’.
de geus ‘Als je gelooft dat het voor de langere termijn goed is voor het land dan moet je het ook maar zo doen. Je bent er nooit zeker van of zaken electoraal gewaardeerd worden of niet. Je kunt dan gegeven die onzekerheid maar het beste doen wat je per saldo goed acht voor het land op langere termijn. Wees persistent en volhardend in het uit te dragen beleid, maar heb daarbij ook geduld en focus op de resultaten van het werk. Als je beleid niet kunt vertalen in voor betrokkenen aansprekende, te bereiken resultaten is er een groot risico dat er helemaal niets gebeurt.’
Opvallend is verder wat De Geus zegt over het immigratiebeleid in Balkenende i en ii. Dit beleid is, in tegenstelling tot wat soms wel wordt gedacht, vrij succesvol verlopen. ‘Dat onderwerp, het indammen van migratie, stond hoog op de agenda in Balkenende i en ii en dit is feitelijk vrij snel, geruisloos en zonder heibel goed op orde ge- komen. Pas vanaf 2005 zijn de stellingnamen verhard en is het onderwerp in sterk politiek vaarwater gekomen. De kritiek op het soci ale gezicht van dat kabinet had ook zeker te maken met het feit dat de uitvoering op dat terrein door minister Verdonk niet werd herkend als christendemocratisch.’

Van Geel: ‘Explosie van zorgkosten wordt onderschat’

Het belang van beeldvorming, de verhar ding van de politieke verhoudingen en de invloed van het populisme komt ook aan de orde in een kort onderhoud met Pieter van Geel. Hij was staatssecretaris van Milieu
in de kabinetten-Balkenende i, ii en iii. In aanvulling op hetgeen al gezegd is, vraagt hij vooral nog aandacht voor de stijgende zorgkosten en de neiging daar nu even niets aan te doen omdat dat politiek gezien niet goed uitkomt. Van Geel onderschrijft het beeld van Hirsch Ballin en De Geus dat vooral het sociaaleconomisch beleid een succes is ge worden. Speciaal de doorbraak op het terrein van de VUT en het prepensioen verdient daarbij volgens hem aandacht.
‘Als je kijkt waar Nederland internationaal stond in 2002 en nu, dan is de prestatie van dit land echt goed te noemen en daar hebben de kabinetten-Balkenende aan bijgedragen. Ook de aanpak van de financiële crisis was voorbeeldig – ook in Europees verband. Bij de successen is vooral de doorbraak op het pre-vut-verhaal van grote economische en culturele betekenis geweest. Dit was een fiscaal gefaciliteerde regeling die onhoudbaar was geworden. Er was veel verzet maar het is uiteindelijk toch gelukt. Dat heeft een geweldig effect gehad op de notie dat er langer doorgewerkt moet worden. Niemand praat meer over vut op
58-jarige leeftijd.’
Van Geel deelt de observatie van De Geus dat het regeerakkoord en in het verlengde daarvan de honderd dagen daarna het poli- tieke momentum par excellence is. ‘De eerste honderd dagen zijn wel degelijk beslis- send. Daarna worden hervormingsagenda’s stroperig in de uitvoering. Na een jaar lukt op dit punt bijna niets meer.’
Ook deelt hij de zorgen van Hirsch Ballin over het opkomende populisme. Naast de te overwinnen obstakels als ‘het werken met totaal verschillende soorten coalities’ en de ‘speciale uitdagingen die de financieel-economische crisis aan het land stelde’, vraagt Van Geel expliciet aandacht voor wat hij noemt het ‘gebrek aan belangstelling voor langetermijnbeleid onder invloed van het populisme’.
‘Populisme komt onder andere tot uitdrukking in minder aandacht voor de wereld om ons heen en de toekomst van ko- mende generaties. Twee kernpunten uit het gedachtegoed van de christendemocratie worden genegeerd. Het “hier en nu” krijgt alle aandacht boven “daar en later”.’

Opvallend is verder wat Van Geel in aanvulling op de terugblik van Hirsch Ballin zegt over Balkenende iv en de verhouding met de PvdA. ‘Verstandshuwelijken zijn geen huwelijken. Dat was het probleem met de PvdA. Je moet elkaar vertrouwen en in- vesteren in de relatie, anders werkt het niet. Ook het personeelsbeleid van de coalitie zou daarop afgestemd moeten zijn. Maar dat is niet gebeurd.’
Hoe zit dat? Politieke huwelijken zijn toch als het goed is, juist ook verstandshuwelijken die alleen kunnen bestaan bij de gratie van het vinden van verstandige compromissen?
van geel ‘Maar dat heeft alleen kans van slagen als je elkaar respecteert. Na de onder- handelingen over het coalitieakkoord zou je even tot tien moeten tellen en zouden de politieke leiders van de partijen de tijd moe- ten nemen om een team samen te stellen dat uitgebalanceerd in elkaar zit qua samenwerkingsbereidheid, politiek profiel, leeftijd, gender enzovoort. Nu wordt de samenstelling van een kabinet, aan het einde van een vaak langdurig onderhandelingsproces wat afgeraffeld.’
Een prangend punt volgens van Geel zijn de stijgende zorgkosten. ‘Het begin van hervormingen in de zorg is gemaakt met de zorgverzekeringwet. Dat is prima. Maar de rest is grotendeels blijven liggen. De kosten in de zorg gaan onbeheersbaar worden. Het grootste probleem is dat de zorgbehoefte in wezen onbegrensd is. Dat betekent dat de politiek die grenzen zal moet bepalen. Anders zakt het systeem door de hoeven,
omdat jongere gezonde generaties uiteinde- lijk niet meer de solidariteit zullen kunnen opbrengen. Bijna niemand schijnt te beseffen dat de “belastingen” die betaald worden tot ongeveer 35.000 euro alleen maar het zorgstelsel betreffen. We zouden het maar eens op de loonstrookjes zichtbaar moeten maken. Met name in Balkenende iv kon hierover met de PvdA geen zaken gedaan worden. Het dossier zat vast rond allerlei stereotiepe beelden over ‘marktwerking’ die een open discussie over dit onderwerp in de weg stonden. Maar ook het nieuwe kabinet durft de discussie niet aan en schuift het probleem voor zich uit.’
Al met al betreurt ook Van Geel het feit dat de langetermijnfocus en de politiek van de lange adem niet meer voldoende aan- dacht krijgen. Terwijl dat nu juist precies de horizon was waarbinnen Balkenende in 2002 zijn economische en maatschappelijke hervormingsagenda heeft ingezet.

Thema: