Tegen het cynisme

Boekbesprekingen, 15 februari 2012, door Jan Prij

Tegen het cynisme

Boekbespreking in  Nieuw Rotterdams Kerkblad, februari 2012
van ‘Eigentijds idealisme’  van Gabriël van den Brink (red)

Is Nederland cynisch geworden? ‘Nee’, betoogt Gabriël van den Brink op intrigeerde wijze in ‘eigentijds idealisme. Een afrekening met het cynisme in Nederland’.

Achterdocht over ‘het Hogere’
Veel Nederlanders koesteren, zo lijkt het, een kritische sceptische of zelfs een cynische visie op het bestaan. Voor hen zijn beschavingsidealen, morele beginselen en hogere waarden niet meer dan een dun laagje vernis. Er is maar weinig voor nodig om de ware zelfzuchtige aard van de mens boven te laten komen. Volgens Oscar Wilde is een cynicus iemand die van alles de prijs weet, maar van niets de waarde. Hij heeft hiermee overigens ook uitstekend de karikaturale homo economicus getypeerd die alleen maar streeft naar het  maximaliseren van het eigenbelang. ‘Hogere’ waarden dan het behartigen van het strikte eigenbelang worden in het moderne tijdsgewricht met achterdocht bekeken. Volgens de moderne ‘meesters van het wantrouwen’ Nietzsche, Freud en Marx zijn ze slechts povere vermommingen van menselijke zwakheid, instinctieve driften en economische belangen.
Met eigentijds idealisme heeft Gabriël van den Brink een boeiend boek geschreven dat wil afrekenen met deze cynische geest die in Nederland en omstreken rond waait. Het geschrift is de populaire samenvatting van een omvangrijk onderzoeksproject  waaraan verschillende wetenschappers gedurende een aantal jaren hebben gewerkt en dat bij de Amsterdam University Press onder redactie van Van den Brink is verschenen als ‘De Lage Landen en het hogere’. De betekenis van geestelijke beginselen in het moderne bestaan. In eigentijds idealisme wordt allereerst het hedendaagse geestelijke landschap in Nederland in beeld gebracht, nader geïllustreerd door een achttal interviews met burgers van allerlei politieke achtergronden en diverse geloofsovertuigingen. Voor hun geestelijke zedenschets van de lage landen hanteren de onderzoekers de volgende werkdefinitie van het hogere: ‘het hogere is de verbeelding van een geheel waarmee ik mij verbonden weet en waardoor ik mij geroepen voel tot onbaatzuchtig handelen.’

Sacrale, sociale en vitale werkvelden  
Op grond van hun werkdefinitie onderscheiden de onderzoekers drie velden of   sedimentatielagen waarbinnen zich het hogere kan manifesteren met een verschillende reikwijdte (lokaal, nationaal of globaal). De drie velden of waardelagen zijn ‘sacraal’, ‘sociaal’ of ‘vitaal’ van aard. Traditioneel kunnen we bij het sacrale veld denken aan God, hemel of hiernamaals, maar tegenwoordig komen we sacrale waarden ook tegen in de seculiere roeping die een vakman ervaart om zijn werk goed te doen of in het ontzag en de hartenkreet om bescherming die de beginselen van de rechtsstaat van een land kunnen oproepen. Bij het sociale veld kunnen we denken aan het goede dat we voor een steeds wijdere kring aan naasten verrichten. Binnen het vitale veld staan liefde, authenticiteit, extatische ervaringen en activisme (voor behoud van de natuur bijvoorbeeld) voorop.
De onderzoekers onderscheiden in dit verband negen ‘objecten van toewijding’ waar mensen zich bij de realisatie van bepaalde waarden of beginselen op kunnen richten. Het gaat meer specifiek om God, Vaderland, Werk, Naaste, Samenleving. Mensheid, Liefde, Lichaam en Natuur. Aan deze objecten voegen ze negen figuren toe die een speciale vorm van toewijding vertegenwoordigen. Ze schrijven hierover: ‘Hoewel de priester, de held, de vakman, de broeder, de donateur, de minnaar, de atleet en de activist heel andere idealen nastreven en andere middelen inzetten, hebben zij ook iets met elkaar gemeen;  zij ontlenen allen de zin van hun bestaan aan de  verbeelding van het geheel dat hen overstijgt en tot onbaatzuchtig handelen aanzet.’
De meeste aarzelingen hebben de wetenschappers bij de vraag of het bij het gestalte geven aan vitalistische waarden niet uiteindelijk toch om jezelf draait in plaats van om de ander. Toch stellen zij dat ‘wie alleen de sacrale en de sociale gedaante van het hogere erkent, nauwelijks begrijpt wat er in Nederland aan het gebeuren is. Maatschappelijk bezien worden vitale waarden steeds belangrijker.
Wijzigingen in het liefdesleven, de jongerencultuur, de natuurbeleving en de sportbeoefening zijn daar tekenen van. Wetenschappelijk bezien begint zich een ander mensbeeld te ontwikkelen waarin de biologische dimensie van het leven steeds relevanter wordt. Toch mogen we pas spreken van het hogere (in onze definitie) als de natuurtoestand overstegen wordt. Daartoe is het disciplineren en het sublimeren van onze vitale krachten noodzakelijk.’

Koplopers in spirituele modernisering
De studie biedt een mooie omschrijving van het hogere en van het veranderende geestelijke landschap in Nederland. Nederland is, in tegenstelling tot wat we geneigd zijn te denken, niet cynisch. De toewijding aan het hogere bloeit als nooit tevoren, in de seculiere roeping die de vakman ervaart, in de roep van schoonmakers om ‘respect’, in de inzet voor het behoud van de natuur (of in het sneeuwvrij maken van de Elfstedenroute) en de giften die burgers aan goede doelen geven. Ja, het is waar, de sacrale toewijding aan God zoals die in klassieke vormen van geloof en kerk-zijn, gestalte krijgt, vindt beduidend minder weerklank dan vroeger, maar dat betekent niet dat Nederlanders helemaal ‘van God-los’ zijn en dat ze zich niets meer gelegen laten liggen door  het appèl van het hogere. Nu komt het er op aan een taal te vinden waarin die niet cynische onderstroom in de samenleving kan doorklinken in het publieke debat.

Thema: