Interview met Annemarie van Veldhuizen: Algemeen coördinator in het Jacobshospice te Den Haag, verschenen in CDV lente 2014 

‘Ik ben vijftien jaar geleden in het hospice komen werken. Ik had in die tijd al mijn va der van 62 jaar en mijn jongste broer van 27 verloren en was zelf door een pijnlijk, verdrietig en noodzakelijk rouwproces heen ge- gaan. Toen de kans kwam om hier te komen werken als coördinator, voelde ik mij opgetild en tot in mijn ziel geraakt.’

‘Mijn broer lag in coma. Ik heb geen gesprek meer met hem kunnen voeren, maar wel bewust afscheid van hem genomen. Mijn vader heeft een eind aan zijn leven gemaakt, met medicijnen. Ik wist dat hij dat zou gaan doen. We hebben vooraf nog wel naar ons contact gekeken: “Wat voor vader ben jij voor mij geweest?” “Wat heb ik als dochter voor jou betekend?” Dit soort ervaringen ster- ken mij om ook hier oog te hebben en ruimte voor het gesprek. Een gastbewoner die hier komt, vraag ik ook altijd dingen als: “Heb je nog wensen richting je familie of vrienden?”, “Wat waardeer je in ze?”, “Waar heb je nog zorgen om?” Ik denk dat je een veel rustiger rouwproces hebt wanneer zaken uitgesproken kunnen worden en afgerond zijn.’

‘We hebben hier eens een Haagse vrouw gehad van 32 die zwaar aan de drugs was geweest en inmiddels was afgekickt. Nu lag ze daar met kanker. Met haar familie had ze al vijftien jaar geen contact meer. Uiteinde- lijk is er een broer gekomen. Met de nodige gêne, want er was veel gebeurd. En toch heeft er een mooi afscheid plaats kunnen vinden, waarin de broer heeft kunnen zeggen: “Jammer dat ik je af en toe heb moeten missen in mijn leven, maar ik ben blij dat ik hier nu ben. Ik wens je het allerbeste toe.”’

***

‘Dit hospice is zo’n achttien jaar geleden ontstaan op initiatief van huisarts Paulus Falke. Hij vond dat de menselijke maat zoek was en dat de aandacht voor het gesprek en het levensverhaal van mensen door alle protocollen en alle regeldruk verdween.’
‘Ik denk dat de menselijke maat ook door het werken met vrijwilligers op een bijzondere manier wordt gewaarborgd, vanuit het besef dat we allemaal lotgenoten van elkaar zijn en allemaal een keer doodgaan.’
‘Maar ik moet wel eerlijk zijn: als het een moeder van 32 betreft die een kindje van 4 achterlaat, dan raakt me dat meer dan het overlijden van iemand van 93 die een heel le- ven achter de rug heeft. We helpen de moe- der dan ook, die er straks niet meer voor haar dochter kan zijn. Door bijvoorbeeld een herinneringsdoos te maken waarin alle mogelijke episodes van het leven van de dochter voorkomen en door haar allerlei briefjes te laten schrijven voor speciale momenten, zo- als het krijgen van een zwemdiploma of het verlaten van de lagere school. Dat helpt haar: “Oké, ik kan er niet bij zijn, maar toch kan ik nog voor haar van betekenis zijn.” Dan merken we dat er een soort overgave komt.’

‘Het gaat erom dat je de tijd neemt om te luisteren naar iemands verhaal met zijn pijnlijke, maar ook met zijn mooie momenten. We willen ertoe doen in het leven en we doen er ook toe. Als er maar erkenning is voor wat we elkaar geven. Met sommige mensen kun je moeilijk praten. Ze zijn vooral bang om al- leen te zijn. Wij kunnen dan alleen zeggen: “We laten je niet in de steek.”’
‘Het is heel bijzonder dat ik deelgenoot mag zijn van iemands laatste proces in het leven. De maskers vallen dan af en er ontstaat een enorme diepte en intensiteit in het con- tact. Ook de enorme mate van vertrouwen die je dan krijgt, vind ik een bijzonder geschenk.’

***

‘Ik werk zelf vanuit een humanistische overtuiging hier. Het hospice is een oecumenisch samenwerkingsverband met een van oorsprong rooms-katholieke signatuur en dat betekent dat euthanasie hier niet mag worden uitgevoerd.’
‘Ik werk nu vijftien jaar hier en ik heb uiteindelijk maar zes keer meegemaakt dat mensen bij een euthanasievraag uitkwamen. Hoe dat komt, weet ik niet, want ik heb veel mensen met een euthanasieverklaring binnen zien komen. Wat mij raakt en ontroert in de ontmoetingen is dat de mensen zo veerkrachtig zijn, zo in staat zijn het perspectief van de hoop iedere keer weer een stapje te verleggen, waardoor ze hoop kunnen blijven vinden in schijnbaar hopeloze situaties. Gaandeweg, zo vermoed ik, oefenen ze zich wellicht zozeer in veerkracht dat het euthanasieverzoek uiteindelijk van tafel gaat.’
‘Uiteindelijk ga ik in principe niet over de keuze die iemand wil maken. Ik ben niet op voorhand tegen euthanasie; er zijn beslist situaties waarin ik dat heel erg begrijp. Ik vind zorgvuldigheid daarbij belangrijk, dat alles gezegd kan worden en dat er geen elementen over het hoofd worden gezien. In zorgvuldige gesprekken is van alles mogelijk en geen uitkomst van tevoren uit te sluiten.’