Schagen, 25 juni 2010
Lezing: Mattheus 20:20-23

Bijna twee weken geleden zag ik het al helemaal voor me: Giovanni van Bronckhorst die de wereldbeker omhoog houdt als teken van de ultieme overwinning in het voetbal.  Voor een lang weekend bij mijn ouders op bezoek, had ik samen met mijn vader zelfs al een Oranje-shirt aangeschaft met het opschrift Wereldkampioen 2010 – Holland. Maar deze, nu op zijn minst wat voorbarig aandoende, uitdossing mocht helaas niet baten.

Vandaag staat ook een beker centraal. Maar dit is geen beker van de overwinning, geen beker die getuigt van succes, heldendom, roem of populariteit. De beker die vandaag centraal staat is ook geen beker die de dood symboliseert. Het meest bekende voorbeeld daarvan is de beker die de Griekse filosoof Socrates tot zich nam en die een gifdrank bevatte, waarmee hij zich dooddronk. De beker van Jezus is noch het symbool van de overwinning, noch een symbool van de dood. Zijn beker is het symbool van het leven, gevuld met lief en leed, die we kunnen vasthouden, heffen en drinken als een zegening en een weg naar uiteindelijke verlossing.

Vandaag wil ik stil staan bij de vraag van Jezus aan ieder van ons: ‘Kunnen jullie de beker drinken? Kunnen jullie de beker tot op de bodem ledigen, zijn jullie bereid alle lief en leed te aanvaarden? Kunnen jullie het leven tot het uiterste doorstaan, wat het ook zal brengen?’ Volgens Henri Nouwen, de in 1996 overleden priester die talrijke doorleefde boeken schreef over wat zich het beste als ‘bijbelse levenskunst’ laat omschrijven, zit in de vraag van Jezus aan de moeder en de zonen van  Zebedeüs – Johannes en Jakobus – de uitdaging van heel het geestelijk leven besloten. Vandaag sluit ik nauw bij Nouwens tekstuitleg aan in zijn boek ‘Kun je de beker drinken?’

Nouwen, die zelf een groot deel van zijn leven in de Verenigde Staten doorbracht, had net, een dag voor hij plotseling stierf, de laatste hand gelegd aan de Nederlandse uitgave van dit boek, dat oorspronkelijk in het Engels was verschenen. Ik vond de lezing van dit boek inspirerend, misschien juist wel in een tijd waarin we het zoet van de beker van de voetbaloverwinning net niet hebben mogen smaken. Graag volg ik ook zijn driedeling in de uitleg. Waar gaat het om bij het drinken van de beker van ons leven? Allereerst gaat het om de kunst de beker goed vast te houden, ten tweede om het heffen van de beker en ten derde om het drinken ervan, tot op de bodem.

Voordat we de beker drinken, moeten we ons leven met alles erop en eraan kritisch onder ogen kunnen zien. Wanneer we de beker gedachteloos drinken zonder deze eerst bewust vast te houden, kan het zijn dat we alleen maar dronken worden en doelloos ronddwalen. De beker drinken is zo veel meer dan het naar binnen gieten van de inhoud, net zoals ook de broodbreking van Jezus voor zijn discipelen veel meer was dan het verbrokkelen van brood. Wanneer we gedachteloos leven, kunnen we alleen nog maar de feiten zien, maar zijn we blind voor de acherliggende betekenis. Dan is wijn alleen maar alcohol met een smaakje, water alleen maar H2O en houden we geen maaltijd meer, maar voeden ons met koolhydraten.

De beker vasthouden is als het proeven of het keuren van de wijn.  Het is bewust leven, waarbij we onszelf moeten afvragen: ‘Wat zit er in mijn beker? Wat is mij te drinken gegeven? Is wat mij te drinken wordt gegeven goed voor mij? Wat is de specifieke smaak van mijn drank? Welke weg is alleen voor mij weggelegd?’ We vergelijken ons leven vaak met anderen om te bepalen of we er beter of slechter aan toe zijn, maar degelijke vergelijkingen baten ons weinig. We zullen ons eigen leven moeten leiden, niet het leven van iemand anders. De allereerste taak van ieder mens is de verwezenlijking van zijn unieke, nooit eerder voorgekomen nieuwe mogelijkheden en niet de herhaling van iets wat iemand anders, ook al was het de grootste van allen, al heeft volbracht. Aan het einde van je leven zal je niet worden gevraagd: “Waarom ben je niet Mozes geweest?” Maar: “Waarom ben je niet Soesja geweest?” Waarom ben je niet jezelf geweest als Jan of Janneke, Piet of Klaas, Henk of Ingrid?

We moeten onze eigen beker vasthouden, dat is ook de beker van het verdriet onder ogen zien, onze lichamelijke en mentale angsten, de pijn van eenzaamheid, afwijzing, verlatenheid en verbittering. Wie wil deze beker, net zoals Jezus in eerste instantie wilde, niet aan zich voorbij laten gaan? Maar Jezus bad uiteindelijk tot zijn Vader ‘Niet mijn wil, maar uw wil geschiedde.’ Toch kan juist door onze tranen heen onze beker ook een beker van vreugde zijn. Als we elkaar bij de hand houden, als we elkaar steunen bij verdriet, bij de dood van een familielid bijvoorbeeld of als we het lijden van anderen verlichten door het gezamenlijk te dragen. Te midden van leed is er ook vreugde. Iedereen die de moed opbrengt de beker van het verdriet te drinken en te delen met anderen zal ook de vreugde vinden die erin verborgen ligt.

We moeten niet alleen onze eigen beker, met al wat daar in is, vasthouden. We moeten ook de beker heffen. De beker heffen dat is iets zeggen bij speciale gelegenheden. Dat is ‘proost’ zeggen en op het goede leven drinken. Als we de beker heffen, elkaar in de ogen kijken en een toast op het leven brengen, zeggen we: ‘Laten we niet bezorgd zijn of bang, laten we samen onze beker vasthouden en elkaar begroeten. Laten we niet aarzelen om de realiteit van het leven onder ogen te zien en laten we elkaar moed inspreken en dankbaar zijn voor de gaven die we hebben ontvangen’.

Als ieder van ons zijn eigen beker stevig kan vasthouden, met zijn vele lief en leed, en zich deze beker kan toe-eigenen als zijn eigen unieke leven, dan kunnen we de beker ook hooghouden om deze aan anderen te laten zien en hen uitnodigen eveneens het eigen leven hoog te houden. Het leven is vol winst en verlies, lief en leed, ups en downs, maar we hoeven het leven niet alleen te leiden, we kunnen onze beker gezamenlijk drinken met  familie, onder vrienden, geliefden of collega’s en zo de waarheid vieren, dat de wonden van ons persoonlijk leven, die ondraaglijk lijken wanneer we alleen zijn, helende bronnen worden, wanneer we deze wonden beleven, te midden van mensen die voor elkaar willen zorgen. Een ‘toast op het leven uitbrengen’ betekent de moed opbrengen het verhaal van je eigen leven met anderen te delen. Het betekent uiteindelijk ook de moed opbrengen om het eigen leven als een bron van genade te aanvaarden, de durf je eigen leven te omarmen als een uniek en kostbaar geschenk van liefde.

Ten slotte gaat het er om dat we de beker drinken tot op de bodem. De beker van het leven drinken betekent niet eindeloos vechten tegen ons lot. Het betekent ‘ja’ zeggen tegen het eigen leven met alle negatieve en positieve kanten, met alle mogelijkheden en onmogelijkheden. Het betekent geloven in je eigen roeping, het durven afleggen van je eigen weg, wat anderen er ook van zullen zeggen. Het betekent in de wereld staan met opgeheven hoofd. Met vertrouwen in wie we zijn, met lef om de werkelijkheid om ons heen eerlijk onder ogen te zien en daarop naar vermogen met woord en daad te antwoorden met hart en ziel. Wanneer we zo onze beker drinken kunnen we onze vrijheid vinden en kan de beker van verdriet en vreugde ook de beker van verlossing worden. Wat een bevrijding kan dat zijn: Wij willen eigen leven scheppen, conform onze eigen wensen en verlangens, maar dat is zonde en hoeft helemaal niet. We kunnen de beker de we gekregen hebben zonder vrees en met vreugde onder ogen zien, want zoals we die gekregen hebben is het precies goed.

Misschien is dat wel de ware definitie van geluk: willen wat je hebt, van harte alles omarmen wat je hebt gekregen als een genadegave van de Eeuwige. We hoeven niet terug te deinzen voor onze eigen roeping. We hoeven niet met allerlei ballast op onze rug te lopen, alsof wij zelf het centrum van de wereld zijn. We kunnen zelfs ontdekken dat we niet het centrum van onszelf zijn, maar dat het hart van ons bestaan bestaat uit een lege, heilige ruimte waarin God wonen kan, een onaantastbare heilige ruimte waarin de Eeuwige zijn tent kan opzetten. In deze ruimte van ons hart kunnen we onbevreesd zijn en de kunst leren om de beker tot op de bodem leeg te drinken. Via de discipline van de stilte en het gebed kunnen we leren de stem van God te verstaan, die niet in het kabaal, het gebabbel en het gejuich is, niet in entertainment, het getoeter van vuvuzela’s, maar in het ‘suizen  van een zachte bries’ door de Heilige Geest die in ons woont.

Maar onze beker in stilte drinken is niet genoeg, we moeten het ook doen te midden van vertrouwde vrienden. We hoeven niet tegen Jan en alleman onze ziel en zaligheid op tafel te leggen. Liever niet zelfs. We moeten niet onze eigen gevoelens als exhibitionisten aan heel de wereld tonen of uitstallen voor een tv-publiek van miljoenen mensen. Wanneer we bij iedereen die we tegen komen ons hart uitstorten, zal dat alleen maar wederzijdse verlegenheid brengen en geen gemeenschap stichten. Dan is er geen gemeenschapsvorming mogelijk zoals tussen mensen die met elkaar het glas willen heffen en voor elkaar willen zorgen, zoals vrienden dat bij uitstek kunnen.

‘Voor mij zijn jullie geen dienstknechten meer … Vrienden noem ik jullie’ Dat is niet voor niets een treffende uitspraak van Jezus aan ons. Hij die nota bene zelf in de diepste nood van zijn lijden en sterven door zijn vrienden verlaten werd, Jezus noemt ons zijn vriend, om ons zo uit te nodigen solidair te zijn. Om ons zo uit te nodigen de beker vast te houden, te heffen en te drinken in elkaars gezelschap. Om ons zo uit te nodigen voor elkaar te zorgen in tijden van lief en leed en elkaar te bevrijden van nood, verslaving, angst en zielepijn. Alleen zo kunnen we ons oefenen in een handelen dat niet op heersen, maar op dienen gericht is. Niet gericht op het koninkrijk van deze wereld, op wat belangrijk is aan glorie, succes en macht, maar op het Koninkrijk van God.

In het tekstgedeelte van vandaag zegt Jezus tegen de zonen van Zebedeüs en hun moeder, die gedrieën bij hem komen en voor zijn voeten vallen om een plaats in zijn Koninkrijk: ‘Jullie weten niet wat jullie vragen. Kunnen jullie de beker drinken die ik zal drinken? … Mijn beker zullen jullie drinken. Maar links of rechts van mij zitten? Het is niet aan mij om dat te geven.’ De moeder van Johannes en Jacobus wil een concrete beloning, een garantie op winst, macht en invloed van Jezus loskrijgen, maar zo zit het leven niet in elkaar. Het is geen voor-wat-hoort-wat overeenkomst. Niemand weet wat het leven zal brengen en wat ons precies te drinken zal worden gegeven.

Het enige wat we zeker weten is dit: We moeten de beker van ons leven vasthouden, omhoog heffen en drinken tot op de bodem te midden van vrienden. We hoeven daarbij niet Jezus te zijn, geen Mozes of Giovanni van Bronckhorst, maar alleen onszelf. Alleen zo zijn we op ons best om vrijmoedig anderen uit te nodigen voor een drankje, als gelijken onder elkaar. Alleen zo kunnen we werkelijk gastvrij zijn en niet heersen maar dienen. Alleen op eigen-wijze kunnen we ons leven tonen en geven aan anderen. Alleen via de realisatie van eigen unieke mogelijkheden kunnen we veelvuldig teruggeven wat we aan talenten ontvangen hebben ten dienste van Gods Koninkrijk. Kome wat komt. In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, Amen.

Thema: