Verontrustend burgerschap

Publicaties, 14 mei 2016, door Jan Prij

Artikel in: Broers, Brunt, Evers & v.d. Werff (red) ‘Publieke bezinning. Socratische dialogen over maatschappelijke vraagstukken’ 2016, pp. 171-184  

 

Wat staat er op het spel?
De vormgeving van de democratie en in verband daarmee onze standaard-opvattingen over burgerschap en politiek.

Welke praktijk wordt bekritiseerd?
De neiging politiek te reduceren tot een cynische strijd om macht waarin burgers slechts onderdanen, die moeten participeren in plannen die door anderen zijn uitgedacht. De praktijk doet mensen niet tot hun recht komen, vermeerderd lijden en onrechtvaardigheid.
‘Socratische Dialogen  hebben weinig van doen heeft met de bewierookte brave burger en met de ronkende verwachtingen rond burgerschap. Sterker nog: dikke kans dat de kant-en-klaar oplossingen van beleidsmakers van forse kritiek worden voorzien en dat men niet bereid is tot een vorm van politieke participatie waarin het zeggen van ja-en-amen tot de hoogste norm is verheven.

Welke nieuw inzicht wordt geboren?
In socratische dialogen over publieke kwesties komt een andere visie op burgerschap en politiek aan het licht  dan sinds Plato en Hobbes gangbaar is geworden.  Geen politiek waarin het draait om strijd en het bewaken van de hiërarchische machtsverhoudingen in de wereld. Geen burgers die slechts onderdaan zijn, maar in staat zijn tot meesterschap, tot medevormgever als partner onder gelijken van het leven in de polis. In dit beeld van de politiek is er geen hiërarchie meer in de letterlijke betekenis van het woord (hiërarchie betekent ‘heilige orde’). 

Lees verder »

Publieke bezinning

Publicaties, 12 mei 2016, door Jan Prij

Socratische dialogen over maatschappelijke vraagstukken

Waar is ruimte voor publieke bezinning nu kiezers zich vervreemd voelen van de bestaande representatieve democratie; nu de landelijke overheid zich verder terugtrekt uit allerlei maatschappelijke instituties; nu de Nederlandse burger aangespoord wordt tot zelfredzaamheid. En hoe kan die bezinning vorm krijgen? Wat is het antwoord op de oproep van burgers om meer zeggenschap en eigenaarschap?

Lees verder »

Verontrustend burgerschap

Overwegingen en lezingen, 2 november 2014, door Jan Prij

Lezing Conferentie ‘Terug naar de toekomst’, koor Eigenwijs 30 jaar , Gouda, 2 november 2014

Ik ben Jan Prij, publicist, filosoof en econoom.
In mijn werk als schrijver, redacteur en verslaglegger
zoek ik steeds naar het verhaal achter de feiten.
Maar ik moet zeggen: het verhaal van kantelaar Nynke Schaaf is duidelijk en inspirerend genoeg.
Daar heb ik niet veel aan toe te voegen.

Het is het verhaal over de veranderende samenleving waarin oude machtsstructuren niet meer werken, mensen niet bekneld willen worden door regels of geregeerd door anonieme markten
maar vrije ruimte willen om hun idealen productief te kunnen maken.
Misschien moeten we inderdaad met veranderdenker Jan Rotmans zeggen
“ We leven niet in een tijdperk van verandering maar in een verandering van tijdperk”
En in de overgangsfase van het ene tijdperk op de andere is het nodig om het vizier opnieuw scherp te stellen, en hebben we, ook dat ben ik met Nynke eens, inderdaad ‘friskijkers’ en ‘dwarsdenkers’ en ‘verbinders’ nodig.

Maar misschien is de vorm van burgerschap waar de ‘kantelaars’ een beroep op doen, nog onvoldoende kritisch en radicaal doordacht.
Zelf denk ik bijvoorbeeld dat de huidige politieke orde helemaal niet op kantelaars zit te wachten omdat het soort van burgerschap dat daarbij hoort behoorlijk verontrustend is.
En dat er daarom een behoorlijk dwars spanningsveld zit tussen burger en politiek in een veranderende samenleving. Ik wil dat dwarse spanningsveld aan de hand van drie samenhangende stellingen toelichten.

Stelling 1 We verwachten te veel en de verkeerde zaken van burgers.
Plotseling wordt er van alles verwacht van de burger
Burgerschap, eigenkracht, zelfredzaamheid, lijkt de nieuwe Haarlemmerolie, het medicijn tegen alle kwalen van deze tijd te zijn.
Nadat de verzorgingsstaat overbelast is geraakt en de destructieve kanten van marktwerking
de samenleving in een financiële en economische crisis hebben gestort,
is het nu tijd, zo gaat het verhaal om de burgers ruim baan te geven.
Niet de staat of de markt, maar de burgersamenleving is het bewierookte domein waar de redding van de samenleving gestalte zal moeten krijgen.
Door volop in te zetten op de vereende krachten van burgerschap
(waarvan plots allerlei bijdragen aan de gemeenschap wordt verwacht)
en het eigen initiatief van participerende burgers wordt het mogelijk,
zo is alom de gedachte, om in één beweging
zowel de afgeslankte verzorgingsstaat op de been te houden
als de rauwe kanten van de marktwerking te verzachten.
Al met al lijkt er onder beleidsmakers sprake te zijn van een heuse burgerschapsbubbel zo vatte wetenschapper Govert Buijs onlangs de huidige stemming samen.
Maar het is de vraag of we daar wel zo verstandig aan doen:
“Is het misschien zo dat we, door al onze krachten onvoldoende doordacht te zetten op het nieuwe burgerschap, vandaag investeren in fantasieën voor morgen, om overmorgen te ontdekken dat we opnieuw onszelf diep in de schulden hebben gewerkt?”

Wanneer we de rol van burgerschap kritisch doordenken, moet er over de rol van burgers niet alleen worden gedacht in termen van participatie in de plannen en beleidstrajecten die de overheid al vooraf voor ons heeft uitgestippeld,
maar ook in de rol van tegenkracht, oftewel van ‘georganiseerd wantrouwen.’ tegenover de hiërarchische ideeënmachine die de overheid nog steeds is.

Dat brengt mij bij stelling 2
“De politiek wil burgers inlijven in haar eigen programma’s, niet burgers die zelf het heft in eigen handen nemen”
De huidige politieke orde omarmt wel de ‘participatiesamenleving’, maar wil geen werkelijke zeggenschap van burgers omdat dit radicaal democratisch, macht-bedreigend en vernieuwend is.

Eerst iets over het radicaal democratische karakter van burgerschap.
Als het appel op burgerschap dat tegenwoordig zo alom-vertegenwoordig klinkt, ergens een antwoord op is dan zijn het niet de problemen van de verzorgingsstaat of die van de markt,
maar dan is het om een impuls te geven aan democratische vernieuwing van onderop.

Ruimte geven aan burgerschap betekent allereerst mensen zelf zeggenschap geven over wat er in hun buurt gebeurt. En dat ze niet alleen maar kunnen stemmen in een stemhokje, of mee-uitvoerder worden van vooraf bedachte overheidsplannen of bezuinigingsstrategieën
Wanneer we werkelijk de burger zelf de mogelijkheid geven hun buurt of stad mede vorm te geven ontstaan misschien veel betere ideeën die nog in geen enkel beleidsplan stonden.
Maar dat is lastig voor beleidsmakers en politici die al eeuwenlang hun burgers als onderdanen hebben beschouwd en niet als eigenzinnige meesters over de koers van het eigen leven en het politieke leven in de stad.

Zo’n onderdanig burgerschap was juist niet de bedoeling in de oorspronkelijke democratische idealen zoals die ooit in de stadstaat Athene ten tijde van de dwarse filosoof Socrates tot ontwikkeling zijn gekomen.
Volgens hem waren burgers geen onderdanen maar de werkelijke dragers, de werkelijke burgermeesters van de stad.
En iedereen (nou ja, iedereen, de democratie was ook in zijn eerste vorm nog niet bepaald voorbeeldig: vrouwen en slaven telden niet mee) mocht in de volksvergadering op directe wijze over de juiste inrichting van die stad meebeslissen.
De wetten van de samenleving waren bedoeld om de burgerlijke samenlevingsvormen van het goede leven te beschermen en niet om van overheidswege een bepaalde levenswijze aan burgers op te dringen.

Socrates die leefde in de vijfde eeuw voor Christus ging constant het gesprek aan met burgers op het marktplein en met zelfbenoemde deskundigen en machthebbers en stelde ze voortdurend horzelige vragen
”Waar zijn we eigenlijk mee bezig?” “Waarom doen we het zo en niet anders?”
Volgens hem was het zo dat als we ondoordacht bestaande conventies gehoorzamen en klakkeloos doen wat zelfbenoemde deskundigen van ons vragen we de onrechtvaardigheid in de stadstaat vermeerderen.
Het liep overigens goed met Socrates af.
Hij stond niet bepaald bekend als een brave, participerende burger die goed mee deed. Steker nog: hij werd veroordeeld tot de gifbeker op basis van de beschuldiging dat hij de jeugd bedierf en de bestaande zeden verpeste.
Vaak is het hetzelfde liedje:
Al te rebels burgerschap wordt niet gewaardeerd door machthebbers.
Het is natuurlijk niet serieus de bedoeling dat burgers zodanig het heft in eigen handen nemen dat een aantal beroepsbestuurders en politici wel naar huis kunnen.
Tekenend is bijvoorbeeld dat tegenwoordig een gevestigde partij als D66
haar kroonjuwelen voor radicale democratische vernieuwing al lang bij het grofvuil heeft gezet.
Het is helemaal niet de bedoeling dat burgers beleidsplannen van de beroepspolitici radicaal gaan bekritiseren en verbeteren.
Want ja, als we dat doen… Waar blijven we dan?
Dan is het einde zoek. Dan vallen onze hiërarchieën om.
Dan hebben we de zaken niet meer in de hand en weten we niet meer welke koers we moeten varen. Dan komen we uit op echte nieuwe oplossingen, die nog onvoorstelbaar zijn en waar dus ook nog geen politieke dekking voor is. Daar is lef voor nodig die ik grotendeels zie ontbreken bij de overheid ondanks alle mooie praatjes over burgerschap.

Ik ben niet echt positief over het verandervermogen van de overheid zelf
omdat de overheid vooral ook een machtsapparaat is.
Dat betekent allerminst dat ik cynisch ben over het vermogen van burgers om van onderop veranderingen in de inrichting van de samenleving te weeg te kunnen brengen.
Vaak bestaat deze er allereerst uit om bestaande vormen van bestuur als onrechtvaardig aan de kaak te stellen.

Dat brengt mij tot stelling 3.
Alle vormen van werkelijke politieke vernieuwing zijn uit een combinatie van geweldloze burgerlijke ongehoorzaamheid & morele verbeeldingskracht geboren: voortgekomen uit vormen van eigenwijsheid dus

Wanneer we ver in de geschiedenis teruggaan
is Socrates de eigenlijke vader van zo’n eigenwijs burgerschap geweest.
Of de Jood Jezus die de onrechtvaardigheid van het hiërarchisch handelen en denken van religieuze en wereldse gezagdragers bekritiseerde en er een ander radicaal gelijkheidsideaal voor in de plaats stelde, waarin iedereen Jood of Griek, slaaf of vrij man, man of vrouw, allemaal als gelijke voor God worden voorgesteld.
Een dergelijke morele verbeeldingskracht is nodig om werkelijk vooruit te kunnen komen in deze wereld.
Maar we kunnen ook denken aan mensen als Ghandi, Martin Luther King
of Nelson Mandela.
Hun burgermoed en geweldloze bevrijdingsbewegingen hebben uiteindelijk tot minder onrechtvaardige samenlevingsvormen geleid voor blank en zwart.
Ze openden de ogen voor het gegeven dat het voor revolutionaire veranderingen nodig is je in de ander te verplaatsen die vaak als ‘onze vijand’ wordt weggezet.

En er zijn meer voorbeelden.
In de voorstellingen van Eigenwijs is ook blijk gegeven van een dergelijke inspirerende morele verbeeldingskracht.
Wie zegt bijvoorbeeld dat het normaal is dat we in een Europa verdeeld door een muur en omringd door een Ford Europa te leven?
Dat er geen ander alternatief is dan het buitensluiten van vluchtelingen?
Wie zegt dat inkomensongelijkheid een natuurgegeven is
en dat daar niets aan te doen valt zonder de vitaliteit van de samenleving aan te tasten?
Wie zegt dat economische groei altijd beter is?
En dat het normaal is om in een broeikas vol CO2 uitstoot te leven of in een plastic soep?

In het oefenen van deze vorm van burgerlijke ongehoorzaamheid,
het voor mogelijk houden van datgene wat onmogelijk wordt geacht,
ligt de kracht van verontrustend burgerschap en eigenwijs muziektheater.
Zoiets oefent de morele verbeeldingskracht
en leert verder te kijken dan de eigen neus lang is.
Ze doet beseffen dat we uiteindelijk allemaal in hetzelfde schuitje zitten.
Op zulke morele verbeeldingskracht drijven alle goede initiatieven
en komen impulsen voor vernieuwing voort.
Daar hebben we, juist nu, dringend behoefte aan
Ik wens Eigenwijs daarom nog vele mooie eigenwijze jaren toe!

Thema:
 

Het trauma van Plato

Overwegingen en lezingen, 25 juni 2013, door Jan Prij

Utrecht, Studiegroep Publieke Dialoog, 25 juni 2013

“Wat is de relatie tussen filosofie en politiek
in het kader van de Socratische dialoog?”
Dat is vraag die aan de basis ligt van deze gesproken column.
En dat alles in een minuut of vijf.
-Het moet tenslotte wel een luchtig intermezzo zijn
en het eigenlijke vervolgprogramma dat draait ‘om de aard van het publieke’
niet al te zeer onder druk zetten.-
Toch is het nogal een heftige kwestie die op mijn bord is gelegd:
niets minder dan een moord staat hierbij centraal.
De melancholieke filosofe Hannah Arendt heeft er al eens op gewezen:
het is het trauma van Plato over de terechtstelling van Socrates
die de relatie tussen filosofie en politiek bepaalt.
Alleen door dit pijnpunt onder ogen te zien zal ons en passant
iets over de aard van de socratische dialoog worden geopenbaard.

Plato was wanhopig door de dood van zijn meester.
Het was op grond van de wetten van de stad Athene
dat Socrates veroordeeld werd.
Het waren de opinies van de magistraten in de polis
die tot dit onrechtvaardige en waardeloze oordeel kwamen.
Reden genoeg voor Plato om de politiek
en de common sense waar deze op dreef ten diepste te wantrouwen.
Een taak van de filosofie is sindsdien vooral
om de onhoudbaarheid van de gangbare opinies te laten zien.
In plaats daarvan zouden ze dienaren van het ene, het absolute ware, het absolute goede
en het absolute schone moeten zijn.
Maar het probleem is dat filosofen
als ze eenmaal ook in oog met het absolute hebben gestaan,
alleen maar kunnen stamelen.
Onbegrijpelijk voor de gewone mensen op straat.
Sindsdien zijn filosofen ook nog eens totaal ongeschikt geworden
voor het normale, praktische en werkzame leven.

Vanaf de moord op Socrates staat voor Plato de politiek model
voor het geroddel, de grilligheid en tijdelijkheid van het ondermaanse,
terwijl de filosofie model staat voor het zuivere,
de eeuwigheid en de onuitsprekelijke verwondering.
Sindsdien kleeft aan de politiek een smerig imago
en wordt de wijsbegeerte door een aureool van hemelse verhevenheid omstraalt.
Politiek zou draaien om machtsspelletjes en het geweldsmonopolie van de staat.
Filosofie daarentegen, bloeit op rond een liefde voor een ongrijpbare wijsheid
die zich niet door macht verblinden laat.

Toch is dit een betreurenswaardige vertekening van de werkelijkheid.
De traumatische ervaring van de dood van zijn meester
heeft Plato verleidt tot een schets van filosofie, het politieke en ‘de’ waarheid
die rechtstreeks tegen de opvattingen van zijn meester ingaat.
Voor Socrates bestaat er geen absolute waarheid.
Waarheid is relatief en laat zich alleen in meervoud ontdekken,
in relatie met anderen, in ontmoeting en de dialoog met partners
of in gesprek met jezelf.

Waarheid is ook geen privézaak van heersers en koning-filosofen
die vervolgens aan anderen kan worden opgelegd.
Ze vooronderstelt een openbare ruimte, dat wil zeggen een publieke ruimte, waarin we elkaar als gelijken ontmoeten.

Volgens Socrates is het de kunst om het waarheidsgehalte van iedere opinie te ontdekken
en als een vroedvrouw uit de ander geboren te laten worden,
juist omdat we zelf ‘de’ waarheid niet in pacht hebben.
In de ontdekking van het waarheidsgehalte in de opinie van de ander
vinden we onze vrijheid en kunnen we ons tot verantwoordelijke burgers ontwikkelen
die gezamenlijk vorm geven aan het goede leven.
Niet eens en voor altijd, maar steeds weer opnieuw, stukje bij beetje.
Dat is de ware aard van het politieke
en het democratisch aanmodderen
dat daar onvermijdelijk bij hoort.
Precies dit wijsgerig ethos heeft Socrates ons,
over zijn graf heen, nagelaten.
En alleen vanuit deze inspiratie is een levende,
toekomst scheppende dialoog in de publieke ruimte mogelijk.
Ik heb gezegd.

 

 

Thema: