Verontrustend burgerschap

Overwegingen en lezingen, 2 november 2014, door Jan Prij

Lezing Conferentie ‘Terug naar de toekomst’, koor Eigenwijs 30 jaar , Gouda, 2 november 2014

Ik ben Jan Prij, publicist, filosoof en econoom.
In mijn werk als schrijver, redacteur en verslaglegger
zoek ik steeds naar het verhaal achter de feiten.
Maar ik moet zeggen: het verhaal van kantelaar Nynke Schaaf is duidelijk en inspirerend genoeg.
Daar heb ik niet veel aan toe te voegen.

Het is het verhaal over de veranderende samenleving waarin oude machtsstructuren niet meer werken, mensen niet bekneld willen worden door regels of geregeerd door anonieme markten
maar vrije ruimte willen om hun idealen productief te kunnen maken.
Misschien moeten we inderdaad met veranderdenker Jan Rotmans zeggen
“ We leven niet in een tijdperk van verandering maar in een verandering van tijdperk”
En in de overgangsfase van het ene tijdperk op de andere is het nodig om het vizier opnieuw scherp te stellen, en hebben we, ook dat ben ik met Nynke eens, inderdaad ‘friskijkers’ en ‘dwarsdenkers’ en ‘verbinders’ nodig.

Maar misschien is de vorm van burgerschap waar de ‘kantelaars’ een beroep op doen, nog onvoldoende kritisch en radicaal doordacht.
Zelf denk ik bijvoorbeeld dat de huidige politieke orde helemaal niet op kantelaars zit te wachten omdat het soort van burgerschap dat daarbij hoort behoorlijk verontrustend is.
En dat er daarom een behoorlijk dwars spanningsveld zit tussen burger en politiek in een veranderende samenleving. Ik wil dat dwarse spanningsveld aan de hand van drie samenhangende stellingen toelichten.

Stelling 1 We verwachten te veel en de verkeerde zaken van burgers.
Plotseling wordt er van alles verwacht van de burger
Burgerschap, eigenkracht, zelfredzaamheid, lijkt de nieuwe Haarlemmerolie, het medicijn tegen alle kwalen van deze tijd te zijn.
Nadat de verzorgingsstaat overbelast is geraakt en de destructieve kanten van marktwerking
de samenleving in een financiële en economische crisis hebben gestort,
is het nu tijd, zo gaat het verhaal om de burgers ruim baan te geven.
Niet de staat of de markt, maar de burgersamenleving is het bewierookte domein waar de redding van de samenleving gestalte zal moeten krijgen.
Door volop in te zetten op de vereende krachten van burgerschap
(waarvan plots allerlei bijdragen aan de gemeenschap wordt verwacht)
en het eigen initiatief van participerende burgers wordt het mogelijk,
zo is alom de gedachte, om in één beweging
zowel de afgeslankte verzorgingsstaat op de been te houden
als de rauwe kanten van de marktwerking te verzachten.
Al met al lijkt er onder beleidsmakers sprake te zijn van een heuse burgerschapsbubbel zo vatte wetenschapper Govert Buijs onlangs de huidige stemming samen.
Maar het is de vraag of we daar wel zo verstandig aan doen:
“Is het misschien zo dat we, door al onze krachten onvoldoende doordacht te zetten op het nieuwe burgerschap, vandaag investeren in fantasieën voor morgen, om overmorgen te ontdekken dat we opnieuw onszelf diep in de schulden hebben gewerkt?”

Wanneer we de rol van burgerschap kritisch doordenken, moet er over de rol van burgers niet alleen worden gedacht in termen van participatie in de plannen en beleidstrajecten die de overheid al vooraf voor ons heeft uitgestippeld,
maar ook in de rol van tegenkracht, oftewel van ‘georganiseerd wantrouwen.’ tegenover de hiërarchische ideeënmachine die de overheid nog steeds is.

Dat brengt mij bij stelling 2
“De politiek wil burgers inlijven in haar eigen programma’s, niet burgers die zelf het heft in eigen handen nemen”
De huidige politieke orde omarmt wel de ‘participatiesamenleving’, maar wil geen werkelijke zeggenschap van burgers omdat dit radicaal democratisch, macht-bedreigend en vernieuwend is.

Eerst iets over het radicaal democratische karakter van burgerschap.
Als het appel op burgerschap dat tegenwoordig zo alom-vertegenwoordig klinkt, ergens een antwoord op is dan zijn het niet de problemen van de verzorgingsstaat of die van de markt,
maar dan is het om een impuls te geven aan democratische vernieuwing van onderop.

Ruimte geven aan burgerschap betekent allereerst mensen zelf zeggenschap geven over wat er in hun buurt gebeurt. En dat ze niet alleen maar kunnen stemmen in een stemhokje, of mee-uitvoerder worden van vooraf bedachte overheidsplannen of bezuinigingsstrategieën
Wanneer we werkelijk de burger zelf de mogelijkheid geven hun buurt of stad mede vorm te geven ontstaan misschien veel betere ideeën die nog in geen enkel beleidsplan stonden.
Maar dat is lastig voor beleidsmakers en politici die al eeuwenlang hun burgers als onderdanen hebben beschouwd en niet als eigenzinnige meesters over de koers van het eigen leven en het politieke leven in de stad.

Zo’n onderdanig burgerschap was juist niet de bedoeling in de oorspronkelijke democratische idealen zoals die ooit in de stadstaat Athene ten tijde van de dwarse filosoof Socrates tot ontwikkeling zijn gekomen.
Volgens hem waren burgers geen onderdanen maar de werkelijke dragers, de werkelijke burgermeesters van de stad.
En iedereen (nou ja, iedereen, de democratie was ook in zijn eerste vorm nog niet bepaald voorbeeldig: vrouwen en slaven telden niet mee) mocht in de volksvergadering op directe wijze over de juiste inrichting van die stad meebeslissen.
De wetten van de samenleving waren bedoeld om de burgerlijke samenlevingsvormen van het goede leven te beschermen en niet om van overheidswege een bepaalde levenswijze aan burgers op te dringen.

Socrates die leefde in de vijfde eeuw voor Christus ging constant het gesprek aan met burgers op het marktplein en met zelfbenoemde deskundigen en machthebbers en stelde ze voortdurend horzelige vragen
”Waar zijn we eigenlijk mee bezig?” “Waarom doen we het zo en niet anders?”
Volgens hem was het zo dat als we ondoordacht bestaande conventies gehoorzamen en klakkeloos doen wat zelfbenoemde deskundigen van ons vragen we de onrechtvaardigheid in de stadstaat vermeerderen.
Het liep overigens goed met Socrates af.
Hij stond niet bepaald bekend als een brave, participerende burger die goed mee deed. Steker nog: hij werd veroordeeld tot de gifbeker op basis van de beschuldiging dat hij de jeugd bedierf en de bestaande zeden verpeste.
Vaak is het hetzelfde liedje:
Al te rebels burgerschap wordt niet gewaardeerd door machthebbers.
Het is natuurlijk niet serieus de bedoeling dat burgers zodanig het heft in eigen handen nemen dat een aantal beroepsbestuurders en politici wel naar huis kunnen.
Tekenend is bijvoorbeeld dat tegenwoordig een gevestigde partij als D66
haar kroonjuwelen voor radicale democratische vernieuwing al lang bij het grofvuil heeft gezet.
Het is helemaal niet de bedoeling dat burgers beleidsplannen van de beroepspolitici radicaal gaan bekritiseren en verbeteren.
Want ja, als we dat doen… Waar blijven we dan?
Dan is het einde zoek. Dan vallen onze hiërarchieën om.
Dan hebben we de zaken niet meer in de hand en weten we niet meer welke koers we moeten varen. Dan komen we uit op echte nieuwe oplossingen, die nog onvoorstelbaar zijn en waar dus ook nog geen politieke dekking voor is. Daar is lef voor nodig die ik grotendeels zie ontbreken bij de overheid ondanks alle mooie praatjes over burgerschap.

Ik ben niet echt positief over het verandervermogen van de overheid zelf
omdat de overheid vooral ook een machtsapparaat is.
Dat betekent allerminst dat ik cynisch ben over het vermogen van burgers om van onderop veranderingen in de inrichting van de samenleving te weeg te kunnen brengen.
Vaak bestaat deze er allereerst uit om bestaande vormen van bestuur als onrechtvaardig aan de kaak te stellen.

Dat brengt mij tot stelling 3.
Alle vormen van werkelijke politieke vernieuwing zijn uit een combinatie van geweldloze burgerlijke ongehoorzaamheid & morele verbeeldingskracht geboren: voortgekomen uit vormen van eigenwijsheid dus

Wanneer we ver in de geschiedenis teruggaan
is Socrates de eigenlijke vader van zo’n eigenwijs burgerschap geweest.
Of de Jood Jezus die de onrechtvaardigheid van het hiërarchisch handelen en denken van religieuze en wereldse gezagdragers bekritiseerde en er een ander radicaal gelijkheidsideaal voor in de plaats stelde, waarin iedereen Jood of Griek, slaaf of vrij man, man of vrouw, allemaal als gelijke voor God worden voorgesteld.
Een dergelijke morele verbeeldingskracht is nodig om werkelijk vooruit te kunnen komen in deze wereld.
Maar we kunnen ook denken aan mensen als Ghandi, Martin Luther King
of Nelson Mandela.
Hun burgermoed en geweldloze bevrijdingsbewegingen hebben uiteindelijk tot minder onrechtvaardige samenlevingsvormen geleid voor blank en zwart.
Ze openden de ogen voor het gegeven dat het voor revolutionaire veranderingen nodig is je in de ander te verplaatsen die vaak als ‘onze vijand’ wordt weggezet.

En er zijn meer voorbeelden.
In de voorstellingen van Eigenwijs is ook blijk gegeven van een dergelijke inspirerende morele verbeeldingskracht.
Wie zegt bijvoorbeeld dat het normaal is dat we in een Europa verdeeld door een muur en omringd door een Ford Europa te leven?
Dat er geen ander alternatief is dan het buitensluiten van vluchtelingen?
Wie zegt dat inkomensongelijkheid een natuurgegeven is
en dat daar niets aan te doen valt zonder de vitaliteit van de samenleving aan te tasten?
Wie zegt dat economische groei altijd beter is?
En dat het normaal is om in een broeikas vol CO2 uitstoot te leven of in een plastic soep?

In het oefenen van deze vorm van burgerlijke ongehoorzaamheid,
het voor mogelijk houden van datgene wat onmogelijk wordt geacht,
ligt de kracht van verontrustend burgerschap en eigenwijs muziektheater.
Zoiets oefent de morele verbeeldingskracht
en leert verder te kijken dan de eigen neus lang is.
Ze doet beseffen dat we uiteindelijk allemaal in hetzelfde schuitje zitten.
Op zulke morele verbeeldingskracht drijven alle goede initiatieven
en komen impulsen voor vernieuwing voort.
Daar hebben we, juist nu, dringend behoefte aan
Ik wens Eigenwijs daarom nog vele mooie eigenwijze jaren toe!

Thema: